Hittemonitoring voor steden, waarbij er een onderscheid kan worden gemaakt op het niveau van wijken, staat in Afrika nog in de kinderschoenen. VITO brengt daar nu mee verandering in. In en rond Johannesburg bracht het begin 2022, tijdens de Zuid-Afrikaanse zomer, hypernauwkeurig de hittestress in zes verschillende wijken in kaart. Dat gebeurde in nauwe samenwerking met de lokale bevolking. De resulterende kaarten tonen enorme verschillen tussen rijke, residentiële buurten en arme townships.

Terwijl het door het hitte-eilandeffect in steden sowieso al warmer is dan op het platteland, versterkt de klimaatopwarming dat verschil nog. Maar ook binnen steden en dichtbebouwde agglomeraties kunnen er aanzienlijke verschillen zijn, en ook die worden bijvoorbeeld tijdens hittegolven versterkt. Illustratief daarvoor zijn steden in Zuid-Afrika waarvan de ruimtelijke ordening nog sterk bepaald is door de Apartheid. Zo hebben wijken met een van oudsher zwarte bevolking doorgaans veel minder stadsgroen in de vorm van bomen langs de wegen, tuinen en parken dan de voormalige exclusief ‘witte’ wijken. Bovendien zijn de huizen in die zogeheten townships vaak van slechte kwaliteit, waardoor ze de hitte maar moeilijk buitenhouden – laat staan dat ze zijn uitgerust zijn met airco. Integendeel, sommige onderkomens veranderen tijdens een hittegolf in ‘ovens’ waarin de mensen het nauwelijks kunnen uithouden. Als er in de buurt dan geen verkoeling is, dan kan een hittegolf écht slopend zijn en de gezondheid van de bewoners ernstig bedreigen.

Klimaatadaptieve maatregelen

Maar de bewoners van de townships blijven niet bij de pakken neerzitten. Begin 2022, toen het dus zomer was in Zuid-Afrika, trokken ruim honderd vrijwilligers uit Johannesburg en uit de voorstad Ekurhuleni de straat op om de hittestress in kaart te brengen. Dat deden ze op vraag van VITO, dat op haar beurt hiervoor was geselecteerd door de Wereldbank. De monitoring van de hittestress kaderde immers in de Global Facility for Disaster Reduction and Recovery, een programma gecoördineerd door de Wereldbank dat ontwikkelingslanden helpt zogeheten klimaatadaptieve maatregelen te nemen om de lokale impact van de klimaatopwarming te milderen.

Concreet had het monitoringproject als doel om meer inzicht krijgen in de verschillen in hittestress tussen verschillende wijken, in de diverse factoren waarvan de hittestress afhangt zoals temperatuur, wind en hittereflectie door de bodem, en in het effect erop van ruimtelijke elementen zoals bebouwing, schaduw en vegetatie.

VITO voerde het project uit in nauwe samenwerking met Planact, een Zuid-Afrikaanse ngo die mensen in achtergestelde wijken bewuster maakt van zaken die hun levenskwaliteit bedreigen, en mondiger zodat ze minder schroom voelen om problemen te gaan aankaarten bij bijvoorbeeld de overheid. ‘In Zuid-Afrika zijn het de armste gemeenschappen die het hardst lijden onder de gevolgen van de klimaatopwarming’, zegt Fred Kusambiza van Planact. ‘Met dit initiatief konden ze zichzelf beter informeren. Over de oorzaken van de klimaatopwarming en de strijd ertegen, maar vooral ook over maatregelen waarmee ze zich beschermen en die vaak niets eens zo veel kosten.’

Planact nam de rekrutering van lokale vrijwilligers voor zijn rekening en stond in voor de praktische organisatie. Dat was nodig, want door coronaperikelen konden de VITO-experts eind 2021 zelf niet afreizen naar Zuid-Afrika. ‘Daar was toen net een nieuwe virusvariant opgedoken, en plots was het niet meer mogelijk om er nog naartoe te reizen’, zegt Koen De Ridder van VITO. De samenwerking verliep dus noodgedwongen online, wat in het begin wel even behelpen was. ‘We moesten via videomeetings uitleggen hoe de meetapparatuur werkte die we naar ginder hadden gestuurd, en hoe ze correct moest worden gebruikt.’ In maart 2022 konden de experts dan toch eindelijk afreizen naar Zuid-Afrika.

In de weken daarvóór, in januari en februari 2022, waren de vrijwilligers de straat opgegaan met de meetapparatuur. Zes wijken in Johannesburg en Ekurhuleni werden daarbij opgemeten, verspreid over zes verschillende dagen. In de voormiddag werden de vrijwilligers ingelicht over wat ze die dag juist gingen doen, en waarom. De Ridder: ‘Ze kregen informatie over de klimaatopwarming, en hoe de hittestress in hun stad daardoor nog zal toenemen. Daarna werd uitgelegd hoe de meetapparatuur werkte, en na de lunch konden ze dan in groepjes per twee de straat op.’ Dat de monitoring werd uitgevoerd door lokale vrijwilligers is een absoluut pluspunt van het project, dat daardoor als een sterk staaltje van burgerwetenschap of citizen science kan worden beschouwd. ‘Het schept vertrouwen in het onderzoek.’

Dat vertrouwen is onmisbaar, want het is natuurlijk de bedoeling dat de resultaten van het project leiden tot concrete maatregelen die de hittestress tegengaan. ‘Tegenwoordig wordt er sterk gehamerd op lokale klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door meer groen te voorzien in steden – zogeheten nature-based solutions’, vertelt De Ridder. ‘Zo staat het ook in het recentste IPCC-rapport over de strijd tegen de klimaatopwarming. Maar als lokale beleidsmakers zo’n hittestresskaart te zien krijgen van hun eigen stad, die bovendien tot stand is gekomen met de hulp van hun eigen bevolking, dan heeft dit een grotere overtuigingskracht dan een algemeen wetenschappelijk rapport.’ De hittestresskaarten kwamen tot stand mede dankzij satellietgegevens die als input werden gebruikt in een stedelijk klimaatmodel van VITO. De grondmetingen van de hittestress werden gebruikt als validatie. Naast de meetcampagnes werden met het VITO-klimaatmodel ook simulaties uitgevoerd van de hittestress, zowel voor het heden als voor de toekomst.

Verschillen tussen townships en residentiële wijken

Op de kaarten zijn de verschillen tussen de opgemeten wijken vaak heel groot, zeker tussen de welvarende, residentiële, ‘groene’ buurten en de arme townships. In sommige townships is er zelfs nauwelijks groen aanwezig, wat resulteert in een zogenoemde wet bulb globe-temperatuur die stukken hoger ligt. Die temperatuur, die door de vrijwilligers ter plekke werd geregistreerd in de zes wijken, meet de gecombineerde stress door hitte, luchtvochtigheid en stralingsbelasting. Bereikt deze temperatuur 35 graden, dan kan het menselijk lichaam niet meer afkoelen door te zweten, een levensbedreigende situatie. Dat de hittestress hier voor het eerst op meterschaal werd opgemeten, zorgt er overigens voor dat de verschillen tussen groene wijken en townships nog duidelijker zichtbaar worden.

Maar ook de gewone temperatuurverschillen spraken boekdelen. Zo is het in de townships soms zes graden warmer dan in residentiële wijken. Dat heeft ook zijn weerslag op de nachttemperaturen, die door het hitte-eilandeffect oncomfortabel en zelfs ongezond hoog kunnen blijven. Volgens het gebruikte VITO-klimaatmodel zullen de townships bij ongewijzigd beleid tegen 2050 jaarlijks meer dan honderd van zulke extreem warme nachten hebben, terwijl er dat in rijkere wijken slechts veertig zullen zijn. ‘Burgers die de lokale politiek willen overtuigen van het belang van klimaatadaptieve maatregelen in de stad, hebben met de resultaten van ons project dus een krachtig en wetenschappelijk onderbouwd middel in handen’, aldus De Ridder. Volgens Fred Kusambiza heeft dat al effect gehad. ‘In verschillende townships hebben de inwoners bij het lokale bestuur aangedrongen om meer bomen aan te planten in hun wijken. Ook eisen ze dat hun kinderen op school meer en beter worden geïnformeerd over de klimaatopwarming en de gevolgen ervan, want dit belangt ook de jongere generaties aan.’

Met de ontwikkeling van de hittestresskaarten voor Johannesburg en Ekurhurleni verrichtte VITO pionierswerk. ‘In Afrika zijn zulke kaarten op het niveau van steden, waarbij er een onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende wijken, zeer schaars.’ Maar daar komt nu langzaam verandering in. Dit jaar voert VITO trouwens een vergelijkbare oefening uit in Niamey, de hoofdstad van Niger. In maart 2023 reizen de VITO-experts ernaartoe, en deze keer zal corona hen niet kunnen tegenhouden.

Meer info over dit project

WorldBank: Beating the heat in South African cities: Lessons from a citizen science assessment

Artikel op ScienceDirect: Urban heat in Johannesburg and Ekurhuleni, South Africa: A meter-scale assessment and vulnerability analysis

Info over VITO's UrbClim - Stedelijke klimaatmodellering 

Het UrbClim-model is het resultaat van langdurige ontwikkeling. Het model wordt met succes in veel steden over de hele wereld gebruikt (Almada, Antwerpen, Barcelona, Berlijn, Bern, Bilbao, Brussel, Delhi, Gent, Hasselt, Londen, Parijs, Praque, Rome, Skopje, Tilburg en Wenen). UrbClim wordt ook gebruikt in verschillende projecten voor lokale, regionale, nationale en internationale organisaties.

Contact:
+32 14 33 67 51