De Europese Commissarissen Sefcovic (vice president) en Breton (interne markt) hebben elkaar gevonden in een nieuwe strategie om te zorgen dat Europa minder afhankelijk wordt van import van materialen uit het buitenland. Om die strategie kracht bij te zetten wordt er een Europese Raw Materials Alliance opgericht, een groot samenwerkingsverband tussen meer dan 100 bedrijven die samen willen investeren in nieuwe industrie voor Europa.

Prof. Karl Vrancken

Onderzoeksleider duurzame materialen – VITO
Departement Bio-ingenieur – Universiteit Antwerpen

De alliantie is op 29 september officieel gelanceerd. Vorig jaar werd een gelijkaardige Battery Alliance opgericht, om te zorgen dat we zelf onze batterijen kunnen produceren waarmee de elektrische auto’s moeten gaan rondrijden. Maar nu komen we tot de vaststelling dat de materialen om die batterijen te maken (ook) allemaal uit het buitenland moeten komen. Zoals de mondmaskers 3 maanden geleden. Wat voor mondmaskers kan, moet voor kobalt en lithium ook kunnen, moeten ze gedacht hebben. Die materialen zitten ook in de Europese bodem (in Portugal, Polen of Zweden). Maar een mijn kost meer dan een mondmaskerfabriek en het duurt langer om ze te openen. En beloofde de Green Deal vorige maand niet dat we de koploper zouden worden van de circulaire economie?

Even terug naar het startpunt: de klimaatverandering en de nood aan emissie-arme technologie zoals zonnepanelen, windmolens, elektrische wagens. De Wereldbank rekende voor dat in een 2°C-scenario de productie van grafiet, lithium en kobalt – die we nodig hebben voor batterijen - meer dan vier keer groter moet worden tegen 2050 in vergelijking met 2018, om aan onze noden voor energie-opslag te kunnen voldoen.[1] In een recente studie voor OVAM, kwamen we met VITO tot gelijkaardige conclusies.[2] Enkel door elektrische wagens in te zetten in deelsystemen kunnen we onze klimaat- én materiaalimpacten voldoende beperken. Dat is als we uitgaan van de huidige batterij-technologie, en biedt meteen het kader voor de intentie van bijvoorbeeld Tesla om batterijen zonder kobalt te ontwikkelen, zoals ze vorige week nog uitgebreid aankondigden.

Maar ook voor aluminium en koper is meer dan een verdrievoudiging van de productie nodig. Dezelfde studie van de Wereldbank rekent voor dat gerecycleerd aluminium ‘slechts’ 61% van de vraag kan afdekken in 2050, en dat alleen als alle afgedankte auto’s worden gerecycleerd. Recyclage kan dus een belangrijke bijdrage leveren in de stijgende vraag, maar primaire productie blijft nodig. Dat is het signaal voor de Europese mijnbouwindustrie om over te gaan tot (her)opening van mijnen in Europa. Maar dat lijkt op het nog dieper graven van de put waar we al inzitten.

De Europese Commissie mikt op een budget van 30 miljard euro als investeringsbudget voor deze Raw Materials alliantie. Geld dat moet komen van het eigen budget, lidstaten en industrie. Mijnbouw is nu eenmaal een kapitaalintensieve activiteit. Dat komt omdat grote hoeveelheden materiaal moeten behandeld worden om een beperkte opbrengst aan metalen te genereren. Maar 30 miljard is ook heel veel geld. Het moet mogelijk zijn om dat te verdelen over verschillende activiteiten. De Global Alliance Against Plastic Waste, die wereldwijd het verschil wil maken op het vlak van plastic afval in de oceanen, werkt met 1,5 miljard. Investeringsbudgetten in nieuwe installaties in de recyclagesector zitten typisch in de grootteorde 50-150 miljoen €,  koploperbedrijven in de circulaire economie zoals Fairphone of Circularise schaalden hun activiteiten op dankzij subsidies van EIT RawMaterials van enkele honderdduizenden euro. Met 5 miljard van de 30 zou de circulaire economie een enorme boost kunnen krijgen.

De huidige ERMA-strategie richt zich te eenzijdig op het heropstarten van ontginning in Europa en werkt nog te sterk vanuit een groeiperspectief. Ze hebben meer materiaal nodig, uit steeds diepere putten. Maar ook in deze sector kan ‘flattening the curve’ een doel zijn, door aandacht en geld te besteden aan dematerialisatie, meer doen met minder materiaal. Dat kan door in te zetten op circulaire business concepten: het verkopen van diensten in plaats van producten, leasing, deeleconomie, herstel, hergebruik. Die concepten worden gedragen door digitale technologie: het Internet of Things, sensoren, big data, apps en artificiële intelligentie. Het plezier van het deelauto-gebruik wordt vooral bepaald door de kwaliteit van de app en de mate waarin de auto gevonden kan worden. Zo wordt de digitale ervaring zeker zo belangrijk als de auto zelf. Het opschalen van die circulaire systemen zorgt dus voor een nood aan investeringen in digitale technologie. Op zich ook een belangrijke pijler van het Europese beleid.

Europa moet zijn groeimodel durven herbekijken. De plannen van de European Raw Materials Alliance focussen op industriële ontwikkeling, met focus op mijnbouw. Er wordt weinig gesproken over minder consumeren en meer circulariteit. Dat element moet meegenomen in het investeringspakket. Als we gewoon overstappen op elektrische wagens en onze vraag naar individuele mobiliteit niet laten dalen of resoluut kiezen voor een systeem van deelwagens, dan worden de klimaatdoelen niet gehaald en blijft de honger naar grondstoffen alleen maar toenemen.

Mol, 25 september 2020

 

[1] World Bank, 2020, Minerals for Climate Action: the minerals intensity of the clean energy transition, via http://pubdocs.worldbank.org/en/961711588875536384/Minerals-for-Climate-Action-The-Mineral-Intensity-of-the-Clean-Energy-Transition.pdf

[2] OVAM, 2020, Toekomstscenario’s van het Vlaamse Voertuigenpark: effecten op klimaat en metaalvoorraden, via https://www.ovam.be/sites/default/files/atoms/files/Rapport%20Toekomstscenario%20s%20van%20het%20Vlaams%20voertuigenpark%20-%20Effecten%20op%20klimaat%20en%20metaalvoorraden_0.pdf