Met de Urban Energy Pathfinder beschikt VITO/EnergyVille over een handige, veelzijdige tool waarmee op verschillende niveaus renovatie- en energiestrategieën kunnen worden gesimuleerd. De kracht van de tool schuilt in zijn combinatie van een bottom-up-werking met een totaalbenadering, iets wat erg van pas komt bij de decarbonisering van stedelijke omgevingen.
(De Mandel)
De Urban Energy Pathfinder (UEP) zag drie jaar geleden het licht bij VITO/EnergyVille, als de vrucht van een samenwerking tussen diverse units. De planningstool, die lokale en regionale besturen helpt de energietransitie te maken, is dan ook fundamenteel multidisciplinair. De UEP werkt zowel op het niveau van individuele gebouwen als op dat van wijken, hele gemeenten en steden. En als simulatietool voor de gebouwde omgeving biedt de UEP niet alleen hulp bij het uitwerken van renovatieplannen maar geeft hij ook inzicht in het potentieel van duurzame warmte. Zo kan de tool de renovatiemarkt een stimulans geven en is hij ook interessant voor bedrijven actief in die markt, zoals studie- en planningsbureaus.
De renovatiemarkt kan zeker een boost gebruiken. Jaarlijks wordt in Vlaanderen maar een schamele 1 procent van de bestaande gebouwen gerenoveerd. Om de Vlaamse klimaatdoelstellingen te behalen is een renovatiegraad van minstens 3 procent nodig. De factoren die een doorgedreven renovatie in de weg staan zijn bekend: hoge investeringskosten, gebrek aan financiële incentives door de lage prijs van fossiele brandstoffen en het ingrijpende karakter van een totaalrenovatie.
Digital twin van renovaties
Met het DITUR-project (Digital Twins for Upscaled Retrofit) wil VITO/EnergyVille daar wat aan doen. Nog tot midden 2022 wordt in dit Flux50-ICON-project onderzocht hoe data-analyse een versnellende factor kan zijn voor wijkrenovatieprojecten om zo de renovatiegraad op korte termijn te doen stijgen. Dit gebeurt door innovatieve data samen te brengen tot een digital twin van het gebouwenbestand, en dit voor twee soorten pilootcases: stadswijken (in Aalst en in Roeselare) en een sociale woonwijk (in Roeselare). Daarvoor werkt VITO/EnergyVille samen met de betrokken stadsbesturen en met de sociale huisvestingsmaatschappij De Mandel. Andere betrokken partners zijn AGC, June, Zero Emissions Solutions, Avineon, imec en de UGent.
Een van de belangrijkste elementen van DITUR is de integratie en combinatie van data over gebouwen uit heel diverse bronnen: algemene en vrij beschikbare ‘open’ data maar ook gedetailleerde privégegevens. ‘De open data komt voornamelijk uit een soort van 3D-scan van het gebouwenlandschap in Vlaanderen’, zegt Glenn Reynders van VITO/EnergyVille. ‘Die gegevens behelzen het bouwvolume, de muur- en dakoppervlakte maar ook informatie zoals het aantal ramen. Deze data koppelen we in dit pilootproject aan verbruiksgegevens van elektriciteit of gas, verkregen bijvoorbeeld via bewoners met een digitale meter. Zo krijgen we een concreet en heel gedetailleerd idee van het renovatiepotentieel van gebouwen en wijken.’
Uiteindelijk zullen zoveel mogelijk gebouwen in Vlaanderen energetisch opgewaardeerd moeten worden tot het hoogste EPC-niveau (het A-label). Reynders: ‘Voor heel veel gebouwen vraagt dat ingrijpende maatregelen, wat op het eerste gezicht duur lijkt. Daarom optimaliseren we in dit project de mogelijke renovatie op basis van de randvoorwaarden van elk individueel gebouw. We hebben al gezien dat dit loont: voor de sociale woonwijk, die een tweehonderdtal woningen omvat, komen we zo uit op een kostprijs die de helft lager ligt dan wanneer er zou worden gerenoveerd met een uniforme aanpak.’
Data speelt een cruciale rol in DITUR. Daarom wordt ook de bereidheid van particulieren onderzocht om ook privacygevoelige data (zoals energieverbruik) te delen. In hoeverre zijn ze hiertoe bereid, wetende dat ze daarmee concreet renovatieadvies krijgen? En welke data-oplossingen zijn er om met die privacy in de simulaties om te gaan? Voor dit soort vragen worden antwoorden gezocht. ‘We bestuderen bijvoorbeeld hoe mensen reageren op algemene of net heel persoonlijke vragen waarin dit dataverzoek wordt gekoppeld aan een concrete renovatiesimulatie. Als voldoende mensen overtuigd zijn van het nut van zo’n simulatie, kunnen buurtgenoten gemakkelijker worden overtuigd en over de streep getrokken, is de aanname’, aldus Reynders. Zo geeft het project een mooie kans om de gebruikersbetrokkenheid bij renovatie- en energieoplossingen te bestuderen.
Roadmap naar een koolstofneutraal Genk
Een ander project dat het afgelopen jaar in de schoot van de UEP is ontstaan, is GEENkool. Daarmee wil de stad Genk – de thuisbasis van EnergyVille – een roadmap ontwikkelen naar koolstofneutraliteit tegen 2050. Ook daarbij zal de grootste winst moeten komen van de renovatie van gebouwen, al speelt ook de integratie van koolstofarme energiebronnen een belangrijke rol. Het projecttraject volgt zowel een bottom-up- als een totaalbenadering, en dit door twee ‘sporen’ te bewandelen: een planningsgericht en een actiegericht spoor. ‘Op het vlak van klimaatdoelstellingen ontbreekt het bij overheden vaak niet aan ambities’, zegt Rutger Baeten van VITO/EnergyVille. ‘Maar door ze alleen uit te spreken of ze plechtig te ondertekenen worden die natuurlijk nog niet gerealiseerd. In het planningsgerichte spoor bekijken we voor de stad Genk wat die ambities concreet inhouden voor het lokale gebouwenlandschap, maar ook voor sectoren zoals industrie en mobiliteit. Door de energienoden te koppelen aan de doelstellingen werken we zo naar elkaar toe.’ Voor een lokale overheid is het bovendien belangrijk te weten waar en hoe ze een betekenisvolle impact kan hebben. Ook dat vraagt om een planningsgerichte aanpak.
In het actiegerichte spoor wordt op korte termijn (de komende jaren) bekeken welke nieuwe projecten nog kunnen worden opgestart, en welke lopende initiatieven eventueel kunnen worden versneld of uitgebreid. ‘Daarmee willen we snel en heel concreet energiewerven opzetten’, zegt Baeten. ‘Die kunnen dan eventueel ondersteund worden vanuit het Vlaamse post-coronarelanceplan Vlaamse Veerkracht.’
Het GEENkool-project maakt de samenwerking tussen VITO/EnergyVille en de stad Genk nog intenser. ‘Als voormalige mijnstad zit energie in het Genkse DNA’, zegt schepen Toon Vandeurzen. ‘Daarom kiezen we nu resoluut voor een duurzame energietoekomst. We zijn blij dat we hierin de krachten kunnen bundelen met VITO/EnergyVille als opstap naar een heuse Genkse energiecoalitie.’
Voor VITO/EnergyVille biedt het project, dat wordt gefinancierd vanuit de stedelijke begroting, nieuwe kansen om nog meer aspecten rond energie te gaan onderzoeken, simuleren en ermee te gaan experimenteren in een stedelijke context.
Een dynamische ‘warmtezoneringskaart’
Steden en gemeenten die willen weten hoe groot de warmtevraag is in een bepaald deel van hun grondgebied, kunnen daarvoor een beroep doen op de Warmtekaart Vlaanderen. Die is echter gebaseerd op de huidige warmte- en energievraag van gebouwen, waardoor de kaart enigszins statisch is in de tijd.
Op vraag van de Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) zal een consortium met onder meer VITO/EnergyVille daarom een meer dynamische versie van deze kaart gaan ontwikkelen, die ‘inspiratiekaart warmtezonering’ zal gaan heten. Die zal gebaseerd zijn op simulaties van de warmtevraag met horizon 2030 en 2050.
Beleidsmakers zullen de ‘warmtezoneringskaart’ kunnen consulteren om de warmtedichtheid in een bepaald gebied te kennen, en zo te kunnen inschatten of die hoog genoeg is (of zal zijn) voor een warmtenet, dan wel dat er beter geopteerd wordt voor een individuele energieoplossing. Zo zal de kaart steden en gemeenten helpen de weg te effenen naar een fossielvrije verwarming en koeling van gebouwen tegen 2050.
Het nieuwe project toont nog maar eens het grote potentieel van de Urban Energy Pathfinder aan, waarmee de warmtevraagsimulaties zullen worden gemaakt.
Meer info
DITUR: glenn.reynders@energyville.be