Hoe ziet een duurzame toekomst eruit? Welke wegen leiden daarnaartoe en zijn ze ook maatschappelijk wenselijk? Die vragen worden onderzocht in het project EPIC Africa. Het team van VITO Nexus, dat gespecialiseerd is in systemische transities, werkt eraan mee, samen met het SESAM-team van VITO/Energyville, dat instaat voor de modellering. 

Wat 2050 is voor Europa, is 2063 voor Afrika. Tegen dan wil het Afrikaanse continent grote stappen hebben gezet richting een meer duurzame economie en samenleving (de zogeheten Agenda 2063 van de Afrikaanse Unie). En net zoals in Europa staan ook in de Afrikaanse duurzaamheidstransitie energie, water en voeding centraal. Hoe ziet die transitie eruit, rekening houdend met huidige en toekomstige noden zoals die door lokale stakeholders zelf worden benoemd? Die oefening wordt binnen het project EPIC Africa gemaakt voor twee grote gebieden in Sub-Saharaans Afrika: het Volta-rivierbekken in het westen (dat zich vooral uitstrekt over Ghana en Burkina Faso) en het Tana-bekken in het oosten (in Kenia). 

In EPIC Africa, dat gefinancierd wordt vanuit het Horizon Europe-programma, verkennen experts van VITO/EnergyVille mee de mogelijke transitiepaden voor het Tana- en het Volta-bekken. Ze doen dit op basis van hun kennis van en ervaring in transitiemanagement. “We passen een kader voor transitiemanagement toe dat reflexieve en adaptieve besturing van systemische innovatieprocessen mogelijk maakt”, zegt Erik Laes van VITO Nexus, het team dat verduurzaming via systemische transitie onderzoekt en toepast. “Dit doen we via zogeheten transitieruimtes, waarin samenwerking op meerdere niveaus en met meerdere stakeholders wordt gestimuleerd.” 

Transversaal werken 

Het project begon in de herfst van 2022 en loopt nog tot eind 2026. In elk van de twee gebieden worden drie workshops gehouden waarin de transitie naar een duurzame energie-, water- en voedselvoorziening wordt onderzocht en uitgestippeld. Laes: “In de transitieworkshops richten we samen met lokale stakeholders de blik op de lange termijn, waarbij we transversaal over de grenzen van de verschillende relevante domeinen heen werken en waarbij we rekening houden met de principes, waarden en wensen van de lokale bevolking.” Begin 2024 vond de eerste workshop plaats in de Keniaanse hoofdstad Nairobi, waarbij de focus vooral lag op het garanderen van een sociaal rechtvaardige, zekere en duurzame energie-, water- en voedselvoorziening voor de Keniaanse bevolking. In maart 2024 wordt de eerste workshop in de Ghanese hoofdstad Accra gehouden. 

Tijdens de workshop in Nairobi kwamen de lokale stakeholders voor het eerst in contact met het transitiedenken. “Dat was voor alle partijen een nieuwe ervaring”, zegt Laes. “In de eerste plaats voor ons als Nexus-team, want het is nog maar de eerste keer dat we een transitie-oefening buiten Europa organiseerden. “Maar ook onze Afrikaanse partners werden uitgenodigd om buiten de vertrouwde kaders te denken, en op de lange termijn de verbinding te zoeken tussen de maatschappelijke meerwaarde van het water-, voedsel- en energiesysteem. Het was mooi om zien dat onze Afrikaanse partners de relevantie daarvan snel inzagen en ons verrasten met creatieve oplossingen.” 

Tijdens de eerste workshops wordt vooral de visie naar een duurzame toekomst verkend en vormgegeven. In de latere workshops zal worden bekeken welke mogelijke wegen daarnaartoe leiden, en welke beleidsacties daarvoor moeten worden ondernomen. 

Als ondersteuning gebruiken de experts van VITO/EnergyVille – meer bepaald van het SESAM-team – modellen waarin ze de implicaties van visies doorrekenen, bijvoorbeeld om randvoorwaarden of potentiëlen te bepalen (denk aan de mogelijke capaciteit aan hernieuwbare energie). Ze hanteren daarbij het CLEWS-kader (dat staat voor climate, land use, energy, water en social dimensions) om de interacties en synergieën tussen het water-, energie- en voedselsysteem te analyseren. “De CLEWS-aanpak stelt ons in staat de drijvende krachten en beperkingen van duurzame ontwikkeling op een integrale en participatieve manier te identificeren en de drie systemen vanuit verschillende perspectieven te bekijken”, aldus Laes. 

Voor de modellering zelf wordt onder meer gebruik gemaakt van het open source model OSeMOSYS. Doordat dit open source is kunnen ook andere projectpartners, zoals Afrikaanse universiteiten, ermee aan de slag voor educatieve doeleinden. 

Contact:
+32 14 33 59 09