VITO is nauw betrokken bij PARC, het ambitieuze partnerschap van de Europese Unie dat streeft naar een verbetering en harmonisering van chemische risicobeoordeling en van methoden en instrumenten daarvoor. PARC wordt zowel aangestuurd vanuit de Europese Commissie als vanuit de lidstaten. ‘Uiteindelijk moet dit leiden tot een win-win waarin best practices en data zo veel mogelijk worden gedeeld en waarin problemen rond veiligheid van chemische stoffen worden opgelost.’
PARC, het Europees partnerschap voor de risicobeoordeling van chemische stoffen
In mei 2022 ging PARC, het Europees partnerschap voor de risicobeoordeling van chemische stoffen, officieel van start. Het heeft als doel om beoordelingen van de risico’s van de tienduizenden chemische stoffen op Europese markt efficiënter en proactiever te maken, om te helpen bij de uitfasering van schadelijke stoffen en bij het zoeken naar veilige alternatieven. Hiervoor worden binnen PARC methoden waar nodig aangepast, worden er nieuwe ontwikkeld en geïmplementeerd en wordt ook data gegenereerd om kennishiaten op te vullen. Ook worden data en methoden geharmoniseerd. Door een nauwe samenwerking tussen wetenschappers en beleidsmakers wordt het onderzoek gestuurd vanuit de noden van beleid en regelgeving, en vindt een directe vertaalslag hiernaar vanuit de resultaten plaats. Innovatie, impactverhoging en het vormen en versterken van Europese kennis- en expertisenetwerken zijn belangrijke pijlers.
One substance, one assessment. Dat is een van de uitgangspunten van het partnerschap. Beoordelingen van risico’s voor de menselijke gezondheid en voor het milieu zullen zoveel mogelijk geharmoniseerd worden binnen Europa – tussen landen maar bijvoorbeeld ook tussen supranationale organen van de EU zoals de agentschappen voor milieu en voedselveiligheid. Middels het faciliteren van die harmonisering zal PARC bijdragen aan de ondersteuning van de Europese strategie voor duurzame chemische stoffen, bijvoorbeeld via de REACH-wetgeving. Zo helpt het partnerschap ook in het streven naar ‘zero pollution’, zoals dit staat omschreven in de Green Deal.
Hefboom voor nationale inspanningen
PARC ligt in het verlengde van HBM4EU, het Europese initiatief voor humane biomonitoring dat midden 2022 afliep en waarin de blootstelling van de Europese bevolking aan chemische stoffen werd opgevolgd. Het programma van het nieuwe partnerschap gaat echter veel breder, met alle aspecten van chemische veiligheid erin aanwezig. ‘Elke lidstaat is actief in de monitoring van chemische stoffen en de beoordeling van hun risico’s voor mens en milieu’, zegt Kirsten Baken van VITO. ‘Een grootschalig programma op Europees niveau is dus logisch en kan de deelnemende EU-lidstaten (en niet-EU-landen als Groot-Brittannië en Zwitserland) daarin bijstaan. Het kan een hefboom zijn voor inspanningen op nationaal niveau. En omgekeerd kunnen kennis en ervaringen uit individuele landen worden verspreid naar andere door ze te integreren en harmoniseren op dat Europees niveau.’
Bij PARC zijn een tweehonderdtal partners uit 28 landen betrokken. VITO is er daar een van. Maar niet zomaar een, want ze zetelt zelfs in het dagelijks bestuur van het partnerschap. Experts van VITO werken mee rond drie thema’s: humane biomonitoring, inschattingen van blootstellingen en gezondheidsrisico’s vanuit een integraal perspectief, en databeheer.
Het eerste thema kan als een vervolg worden gezien op HBM4EU, zij het dat de biomonitoring verder wordt verfijnd en geharmoniseerd. Zo zal er met kortere tijdsperioden worden gewerkt waarbinnen bloed- en urinestalen worden verzameld, zal er meer aandacht zijn voor identificatie van bronnen en blootstellingsroutes en zullen er data worden verzameld op zo veel mogelijk locaties in Europa. Innovatieve samplingmethoden, waarbij meer mensen worden gemonitord en waarbij dit ook vaker gebeurt, kunnen hierbij helpen. Een voorbeeld is een snelle vingerprik die een bloedafname kan vervangen. ‘Een van de doelen binnen dit thema is om blootstelling aan stoffen die mogelijk nadelige gezondheidseffecten teweeg kunnen brengen, in een zo vroeg mogelijk stadium te identificeren’, zegt Baken. ‘We zullen op basis van de monitoring, bijvoorbeeld van de kennis van de oorsprong van schadelijke stoffen of van hun verwachte gezondheidsimpact, ook beleidsadviezen kunnen opstellen.’
De prominente rol die VITO speelt binnen het biomonitoringsprogramma van PARC is overigens een gevolg van de steutelrol die het speelde, en nog altijd speelt, in de totstandkoming en de uitbouw van het Vlaams humane biomonitoringsprogramma – dit natuurlijk in nauwe samenwerking met het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid. ‘We hebben meer dan twintig jaar ervaring in humane biomonitoring’, aldus Baken. ‘Die brengen we dus ook mee naar PARC.’
Bij het tweede thema, dat van de integrale blootstellings- en risico-inschattingen, staan geen individuele stoffen centraal, maar combinaties van stoffen. Binnen dit thema worden gezondheidsrisico’s van mengsels bestudeerd, want blootstelling gebeurt zelden aan één stof alleen. Een intussen welbekend voorbeeld zijn de PFAS-stoffen, een familie van duizenden aan elkaar verwante zogeheten perfluorverbindingen. Blootstelling aan stoffen kan ook op verschillende manieren gebeuren. Baken: ‘Denk aan voeding, huidcontact, inademing … Al deze blootstellingsroutes proberen we voor stoffen of groepen van stoffen samen te bekijken. Zo komen we tot realistische blootstellingsscenario’s.’
In het derde thema waarin VITO betrokken is, en dat ze ook mee aanstuurt, draait alles rond data, een goed beheer ervan en adequaat beleid errond. ‘Dit is onontgonnen terrein. Ook op het vlak van chemische risicobeoordelingen is er nog te weinig gebruik (en hergebruik) van reeds bestaande data’, zegt Jan Theunis van VITO. ‘Ook zijn nog veel te weinig datasets ontsloten.’ Binnen PARC gaat het dus niet alleen om de harmonisering van beoordelingen en instrumenten daarvoor, maar ook van de onderliggende data. ‘Door een gebrek aan harmonisering en ontsluiting blijft een berg data onbenut. Ordening en structurering kan hier leiden tot betere risicobeoordelingen op Europees niveau. Zowel bedrijven als overheden hebben hier nood aan.’
FAIR-principes
Een voorbeeld van zo’n structuur, of eerder een voorsmaakje ervan, is een visualisatieoefening die VITO heeft gemaakt. Ze ontwikkelde een dashboard waarop voor een grote groep aan chemische stoffen de overeenkomstige indicatoren gemeten in bloed of urine (‘biomerkers’) staan aangegeven, in welke landen die werden gemeten en waar de achterliggende data zich bevinden. Het dashboard behelst een periode van dertig jaar (1991-2021) en geeft zo een eerste indruk waartoe het werk rond data binnen PARC kan leiden.
Binnen het partnerschap wordt bekeken hoe een brede waaier aan blootstellings-, toxicologische en risicogegevens beschikbaar kunnen worden gesteld in een Europese data-infrastructuur. En hoe uitwisseling en hergebruik van data binnen de community van de chemische risicobeoordeling kan worden gefaciliteerd. Leidend hierbij zijn de zogeheten FAIR-principes: gegevens moeten vindbaar zijn, toegankelijk, interoperabel (compatibel met elkaar) en herbruikbaar. ‘Concreet beginnen we met humane biomonitoringsdata. Dit doen we in nauwe samenwerking met onder meer de Go FAIR Foundation en de universiteit van Birmingham. Die laatste heeft heel veel ervaring op het vlak van “FAIRe” toxicologische data.’
Ook aan de ontwikkeling van die Europese data-infrastructuur, een onderdeel van de Europese onderzoeksinfrastructuur EIRENE, werkt VITO mee. Daarbij wordt de ontwikkeling van een Belgische, nationale infrastructuur gealigneerd met de Europese.
PARC loopt tot 2029 en kan rekenen op een totale financiering van 400 miljoen euro. De helft daarvan komt van de Europese Commissie, de andere helft komt rechtstreeks van de lidstaten. ‘Dit is belangrijk,’ zegt Baken, ‘want daarmee krijgen de lidstaten ook inspraak en kunnen ze mee de prioriteiten bepalen. Het maakt de werking wel wat complexer, maar uiteindelijk krijgen we zo een win-win waarin best practices zo veel mogelijk worden gedeeld en waarin problemen rond chemische veiligheid worden opgelost.’
De sterke betrokkenheid van VITO in PARC noopt ten slotte tot een uitbreiding van haar capaciteit. Het PARC-team versterkt zich nu met nieuwe onderzoekers en zal in de toekomst nog bijkomende doctoraatsonderwerpen uitschrijven.
Dit partnerschap heeft financiële steun ontvangen van het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon Europe van de Europese Unie in het kader van subsidieovereenkomst nr. 101057014.