Om de opbrengst van landbouwgewassen te doen stijgen, is het noodzakelijk om de uitwendige kenmerken van planten nauwlettend op te volgen. Alleen zo kunnen experimentele gewasvariëteiten of behandelingsmethoden optimaal beoordeeld en geselecteerd worden. Tot nog toe gebeurde dat manueel. Suikerbietenzaadbedrijf SESVanderHave zet nu, via een strategische samenwerking met VITO, remote sensing in. Jürgen Decloedt (VITO) en Maarten Vanderstukken (SESVanderHave) leggen uit waarom deze manier veel efficiënter is en de basis kan zijn van grootse innovaties.
Wat bedoelen jullie met remote sensing?
Jürgen Decloedt: Bij remote sensing zijn het drones die de percelen in een mum van tijd scannen. De beelden worden naar VITO gestuurd en verwerkt via het MapEO-platform. Dat platform is speciaal gemaakt voor de analyse van experimentele landbouwpercelen. Na analyse krijgt SESVanderHave alle informatie die het bedrijf belangrijk vindt: gewashoogte, groeisnelheid, bladoppervlak, ziekteverschijnselen… Sommige bedrijven willen bijvoorbeeld ook graag de bloesemdichtheid kennen, of het aantal vruchten per plant. Ook dat kunnen wij hen bezorgen.
Wat is het grote voordeel voor de teler en hoe zijn jullie bij VITO beland?
Maarten Vanderstukken: Wij hadden eerder al contact met VITO omdat we een aantal jaar geleden samen een onderzoeksproject hebben afgewerkt rond ziekteresistentie bij suikerbieten. Ook in dat project hebben we met remote sensing gewerkt waardoor we heel snel het potentieel en de meerwaarde van die technologie hebben leren kennen. We hebben gezien dat we een aantal karakteristieken van bietenplanten veel accurater kunnen inschatten met drones dan met de traditionele, visuele methode. Sommige kenmerken van het gewas kunnen we daardoor pas nu echt betrouwbaar kwantificeren.
Die eerste kennismaking was zeer constructief en aangenaam waardoor we het idee kregen om dit proces ook uit te proberen met het in kaart brengen van de fenotypering. Tot nog toe gebeurde dat manueel: het veld opgaan, kijken en noteren. Maar dat is bijzonder tijdsintensief en vaak krijg je daarmee slechts een fragmentarisch en soms subjectief beeld. Via de drones en het MapEO-platform kunnen we veel sneller tot een volledige, duidelijke en objectieve fenotypering komen.
Zijn de resultaten meteen toepasbaar?
M.V.: Toch niet. De gemiddelde ontwikkelingstijd van een nieuw ras is tien jaar, terwijl onze rassen maar gemiddeld vier jaar op de markt blijven. De ervaring die we nu al hebben, leert ons dat we met remote sensing nog veel grotere en impactvollere toepassingen kunnen uitwerken die veel verder gaan dan enkele losse innovaties. Wij willen een eigen expertise opbouwen in de analyse en de interpretatie van de data die ons door de drones worden aangeleverd. Zo zouden we ze bijvoorbeeld kunnen combineren met genetische of klimaatdata. In onze markt moeten we inspelen op heel wat externe factoren. Denken we maar aan het klimaat. Er is een stijgende vraag naar klimaatbestendige variëteiten. Maar ook de Europese restricties op het vlak van gewasbestrijdingsmiddelen zorgen ervoor dat wij nog meer moeten inzetten op innovatie.
Kunnen we het hele proces van drone tot finaal rapport aan VITO overlaten?
J.D.: In de commerciële samenwerkingen is VITO verantwoordelijk voor de dataverwerking. Dat wil zeggen dat de dronevluchten door de klanten zelf worden uitgevoerd. Die klant kan ook verkiezen om de freelance dronepiloten via de VITO-spin-off Sitemark in te zetten. Die piloten hebben expertise en de beelden die zij verzamelen worden doorgespeeld aan MapEO bij VITO.