In het begin
Aan het begin van de 20e eeuw was het gebruik van aardwarmte om huizen te verwarmen eerder een individueel gebeuren. Een boer in de omgeving van Reykjavik had in 1908 het idee om een pijpleiding te leggen van de dichtstbijzijnde warmwaterbron naar zijn huis. Daarna volgden vooral kleinschalige projecten zoals serres en huizen.
Pas in de jaren 30 begonnen lokale autoriteiten zich voor deze nieuwe vorm van verwarming te interesseren. De Tweede Wereldoorlog zorgt voor een stroomversnelling:
- Reykjavik wordt bezet door de geallieerden
- Door de oorlog zijn fossiele brandstoffen schaars
Door de economische groei tijdens de bezetting - de geallieerden dragen bij aan de lokale economie - is er kapitaal om ook de geothermische stadsverwarming uit te breiden, niet alleen in Reykjavik, maar ook over de rest van IJsland.
Uitbreiding van een duurzaam concept
In de jaren 70 worden er twee nieuwe methodes toegevoegd aan het traditionele stadsverwarmingsnet.
- De stoom van geothermische bronnen wordt aangewend om koud water op te warmen, dat dan gebruikt wordt als het natuurlijk geothermische water. Hiervoor worden twee nieuwe centrales gebouwd: Svartsengi in 1976 op het schiereiland van Reykjavik), en later Nesjavellir Geothermisch Station dat zich dichter bij de stad bevindt en waar ook elektriciteit wordt opgewekt.
- In 1978 begint men ook met aardwarmte elektriciteit op te wekken in het Krafla Geothermisch Station
Tijdens deze periode, ongetwijfeld gevoed door de fossiele brandstofcrisis, wordt de opwekking van elektriciteit en warmte gezien als tekenen van het grote potentieel van aardwarmte. Wanneer elektriciteit en fossiele brandstoffen in de jaren 80 goedkoper worden, blijkt het echter moeilijk te zijn om nog investeerders te overtuigen, en stokt de groei van aardwarmtemogelijkheden.
Aardwarmte als investering voor de toekomst
Aan het begin van de 21e eeuw worden er weer meer investeringen gedaan, en in 2010 treedt de nieuwste en grootste geothermische centrale van IJsland in werking: Hellisheidi. Met zijn elektrische capaciteit van 303 MW en 133 MWth aan warmte is het daarmee ook de derde grootste geothermische centrale ter wereld. Gelegen op de helling van vulkaan Hengill heeft het toegang tot water van maar liefst 300° C. De stoom die aan de oppervlakte komt wordt geleid naar 7 turbines voor de opwekking van elektriciteit. Het water dat aan de oppervlakte komt, wordt eerst onder druk gezet om ook stoom te genereren voor de andere turbines. Het overblijvende water dat nu is afgekoeld gaat richting warmtewisselaar waar vers, koud water wordt opgewarmd tot 80° C. Via een 26 km lange pijplijn vloeit dit opgewarmde water naar Reykjavik, waar het dankzij de goede isolatie van de pijplijn maar één graadje Celsius koeler aankomt.
Duurzame expertise als exportproduct
Aardwarmte is hier volledig ingeburgerd als onderdeel van duurzame energie: 85% van de IJslandse huizen wordt verwarmd met hernieuwbare energie, waarvan 66% met uit aardwarmtetoepassingen. De IJslandse expertise wordt nu ook geëxporteerd naar andere landen in Europa, en over de hele wereld.