Dat de Vlaming erg bekommerd is om de lucht in zijn leef- en werkomgeving, en dat dit weerspiegeld wordt in een ruime mediabelangstelling, kan VITO alleen maar toejuichen. Maar complexe materie – en dat ís luchtvervuiling – verdient een evenwichtige discussie, die op feiten gebaseerd is. En die zien we vandaag nog te weinig. Daarom focussen we op vier aspecten die gerust wat meer aandacht verdienen.

De luchtkwaliteit is nu beter dan vroeger

De kwaliteit van de lucht waarin we leven en die we inademen, evolueert voortdurend. De medialogica zorgt er voor dat de problematiek van de luchtkwaliteit bijna alleen in het nieuws komt als er een actuele aanleiding voor is: als ergens een limiet of drempel is overschreden. Uit de metingen van de voorbije decennia blijkt nochtans dat de gemiddelde jaarconcentraties van bijna alle polluenten (ozon is een speciaal geval) in de Vlaamse lucht aanzienlijk zijn gedaald. De luchtkwaliteit is er dus (fors) op vooruitgegaan. Bovendien daalde het aantal verloren gezonde levensjaren door blootstelling aan fijn stof (per inwonertal) in de periode 2005-2016 met een factor anderhalf. Toch halen deze feiten zelden het nieuws. Zou een meer genuanceerde duiding over de volledige impact van het samenspel van fijn stof, roet, ozon, zwavel- en stikstofdioxide op de menselijke gezondheid te complex, en dus niet flitsend genoeg zijn?

Burgerwetenschap, volgens de regels van de wetenschap

Het grootschalige project CurieuzeNeuzen zet burgerwetenschap momenteel volop in de belangstelling. VITO kan deze ontwikkeling alleen maar toejuichen. Toch houdt een ambitieus project als CurieuzeNeuzen niet alleen kansen in, maar ook flink wat uitdagingen.

De kosteloze inzet van twintigduizend vrijwilligers (‘CurieuzeNeuzen’) genereert een enorme berg fijnmazige data. – Daar kunnen wetenschappers in andere onderzoeksprojecten normaal alleen maar van dromen. Die berg meetgegevens moet natuurlijk ook volgens de regels van de kunst (of beter: van de wetenschap) worden gevalideerd, verwerkt en gecommuniceerd. Dan heeft de participatie van burgers zin en kunnen we spreken van geslaagde burgerwetenschap.

Elke polluent is uniek

Op de vraag wie of wat de belangrijkste bron is van luchtverontreiniging, kunnen we geen eenvoudig antwoord geven. Als we het over de bronnen van luchtvervuiling hebben, moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen de verschillende polluenten. Wie dat onderscheid eenmaal ként, weet dat hij geen eenduidig verband moet leggen tussen de algemene luchtkwaliteit en individuele bronnen.

In het geval van zwaveldioxide bijvoorbeeld is de uitstoot vooral afkomstig van enkele sites met zware industrie. Dit terwijl op een kaart met de stikstofdioxideconcentraties vooral de stedelijke agglomeraties en het (snel)wegennet in het oog springen. Om maar te zwijgen van de concentraties ammoniak, die enkel in regio’s met intensieve veeteelt (West-Vlaanderen, het noorden van de provincies Antwerpen en Limburg) hotspots vertonen.

De verspreiding van polluenten hangt ook sterk samen met het weer, en daarbij spelen landsgrenzen natuurlijk geen rol. Het weer zorgt er bijvoorbeeld voor dat (naar schatting) drie vierde van de totale hoeveelheid fijn stof in de Vlaamse lucht import is: het komt letterlijk overgewaaid uit het buitenland. Vooral uit Duitsland.

Lucht en klimaat: twee kanten van dezelfde medaille

Een ideaal milieubeleid omvat maatregelen die bevorderlijk zijn voor de luchtkwaliteit (waar dan ook) en voor de strijd tegen de klimaatopwarming. Er bestaat namelijk een duidelijke samenhang tussen het klimaat en de luchtkwaliteit.

Die samenhang is echter complex en het is soms zoeken naar de juiste win-wins. Zo weten we dat zwaveldioxide, dat ernstige milieu- en gezondheidsschade kan veroorzaken, het zonlicht reflecteert. Hierdoor heeft het gas een afkoelende en dus positieve werking op het klimaat. Een ander voorbeeld van deze complexiteit is de huidige ‘ontdieseling’ van het wagenpark. Door de afname van het aantal dieselvoertuigen op onze wegen komt er minder stikstof(di)oxide en roet in de lucht. Dat komt de luchtkwaliteit ten goede. Op korte termijn zorgt deze evolutie voor een verschuiving naar méér benzinewagens en dus een hogere CO2-uitstoot. Een paradox waarmee niet alleen beleidsmakers worstelen, maar ook individuele burgers die een nieuwe wagen willen aanschaffen. Elektrische wagens nemen in deze transitie nu de pole position in, maar ook hiermee verdwijnt de problematiek van de luchtkwaliteit niet automatisch.

Lees hier de resultaten van Curieuzeneuzen

Contact:
+32 14 33 67 02