In de loop van de eeuw zal invloed van de klimaatopwarming op het uitsterven (of overleven) van dier- en plantensoorten almaar toenemen. Om op toekomstige trends te kunnen inspelen en de biodiversiteit proactief te kunnen beschermen, ontwikkelt VITO een gebruiksvriendelijke online tool waarmee biodiversiteitsbeheerders de impact van de klimaatopwarming beter zullen kunnen inschatten.

Het laatste rapport van het IPBES – zeg maar het IPCC van de mondiale biodiversiteit – loog er niet om. Meer dan een miljoen levende soorten worden momenteel met uitsterven bedreigd. En vijftig procent staat ‘onder druk’. Dit door overmatig gebruik van pesticiden en andere chemische middelen in de landbouw, door vernieling van bossen en andere waardevolle ecosystemen (vaak voor diezelfde landbouw), door milieuvervuiling én natuurlijk door de klimaatopwarming. Hoewel het klimaateffect momenteel nog niet de grootste bedreiging is voor de biodiversiteit, tonen voorspellingen aan dat dit tegen het einde van deze eeuw compleet anders kan zijn. Tegen 2100 zou – als de uitstoot van broeikasgassen aan het huidige tempo blijft doorgaan – de opwarming de belangrijkste factor zijn voor het al dan niet voortbestaan van soorten.

Wat moeten natuurbeschermers- en conservators doen om proactief die huidige én toekomstige bedreiging aan te pakken? Hoe kunnen beleidsmakers planten- en diersoorten blijvend beschermen, niet alleen nu maar ook over pakweg tien à twintig jaar? Kortom, hoe kan onze kennis van het klimaat en de opwarming bijdragen aan een betere aanpak van de biodiversiteitscrisis?

Online platform

Antwoord: door die kennis (vaak ruwe en heel complexe data) te vertalen naar duidelijke, bruikbare informatie. Dat is kort samengevat het doel van het Sectoral Information System (SIS) Biodiversity, dat wordt ontwikkeld binnen de Copernicus Climate Change Service (C3S, het klimaatluik van het Europese satellietmonitoringprogramma). Het project wordt gecoördineerd door VITO. ‘Tijdens het twee jaar durende project werken we een online platform uit dat publiek toegankelijk is en waarop gebruikers concrete informatie zullen kunnen terugvinden, verzameld rond specifieke variabelen zoals soorten, regio’s en klimaatzones’, zegt Koen De Ridder van VITO.

De expertise van VITO in het project situeert zich vooral rond klimaat: denk maar aan interpretatie van ruwe data, modellering, simulatie en extrapolatie van scenario’s. De kennis en ervaring rond biodiversiteit worden aangedragen door zes partners waarmee VITO samenwerkt – waaronder ook de Zoo van Antwerpen. ‘Met deze zes partners proberen we een groot deel van de biodiversiteit te coveren’, zegt De Ridder. De betrokken organisaties werken rond landdieren, rond zeeleven, rond planten en rond specifieke diersoorten die op zee-ijs leven (bv. zeehonden).

Graslanden, aapjes en zeehonden

Hoe kunnen gebruikers straks met het platform aan de slag om de biodiversiteit te beschermen, of ze een duwtje in de rug te geven? De Ridder geeft drie concrete voorbeelden: ‘Een van de vele cases in het platform behelst het beheer van graslanden in de Baltische staten. Boeren krijgen daar subsidies om deze graslanden wild te houden. Maar stel dat ze straks te lijden hebben onder extreme droogte: wat moet er dan met de graslanden gebeuren? En worden de boeren daarop afgerekend? Met de door ons aangeleverde informatie kunnen overheden hun beleid nu al afstemmen op wat komen gaat.’

Een andere case is die van de goudkopleeuwaapjes in Brazilië, een apensoort die ernstig wordt bedreigd door ontbossing en door de klimaatopwarming. In het BioBrasil-project bestuderen biologen van de Antwerpse Zoo hoe ze de klimaatgegevens van het SIS-platform kunnen aanwenden om de overlevingskansen te onderzoeken van de goudkopleeuwapen. Dat is niet alleen van belang voor de apen zélf, maar voor het volledige ecosysteem. De aapjes zijn via hun uitwerpselen immers belangrijke verspreiders van plantenzaden.

‘De klimaatverandering zal mogelijk bepalend zijn voor het al dan niet voortbestaan van bepaalde populaties of volledige soorten’, zegt Peter Galbusera van het CRC, het wetenschapsteam van de Antwerpse Zoo. ‘Dat geldt ook voor de goudkopleeuwaapjes in het Atlantische regenwoud in Brazilië, die daarnaast ook door ontbossing en door versnippering van hun leefgebied worden bedreigd. Aan de hand van simulaties is het mogelijk om dit gevaar beter in te schatten, maar hiervoor zijn goede klimaatdata noodzakelijk. Daarom zal het SIS-platform een grote hulpbron voor ons zijn.’

In een derde case wordt de impact van de stijgende temperatuur onderzocht op het reproductief gedrag van zeehonden in en rond de Baltische Zee. De Ridder: ‘Zeehonden werpen hun jonge pups op het zee-ijs. Maar als de hoeveelheid ijs almaar krimpt, zullen de dieren dit steeds vaker aan land moeten doen, waar hun jongen ten prooi kunnen vallen aan roofdieren. Door naar ons platform te surfen, kunnen overheden ontdekken waar en wanneer het bijvoorbeeld géén goed idee is om met ijsbrekers het zee-ijs aan stukken te varen.’

Dat VITO als leading contractor werd aangeduid door de C3S, is een mooie pluim. ‘Bij het Copernicusprogramma apprecieert men sterk dat betrokkenen in een project heel goed weten wat eindgebruikers nodig hebben, en dat ze vervolgens het onderste uit de kan kunnen (en willen) halen om hen dat te bezorgen. In dit geval de vertaling van ruwe klimaatdata naar concrete en actiegerichte informatie’, aldus De Ridder.