Water vasthouden in de polders is het nieuwe normaal
Hoezo, water vasthouden in de polders? Polders zijn toch stukken land gewonnen op het water en alles draait er toch om water weg krijgen? In dat gedraineerde polderlandschap gaat er sinds 2017 echter ook energie naar water vasthouden in plaats van het enkel af te voeren. Dat leidt tot een dynamisch water- en peilbeheer, maar wat houdt dat nu precies in?

We hebben dat hele poldersysteem met dijken, afwateringen en pompen toch opgezet om het land te draineren zodat we het land kunnen verbouwen: graasweiden, patatjes, voedermaïs, bieten en allerlei groentjes? Ondertussen is er ook een kenmerkende natuur ontstaan zoals krekenlandschappen en plekken waar weidevogels kunnen broeden. In dit door de mens gemaakte landschap kunnen we genieten van de weidsheid, de sloten, kreken en bomenrijen. Het is ook een deel van de identiteit van wie er woont.
Je zou de mens dus als een (hyper)sleutelsoort kunnen zien in de polders. Zonder de mens zijn er immers geen polders, is er geen polderlandbouw of bestaan zelfs de huidige natuurtypes niet die we er koesteren. Hoewel er soms tegengestelde belangen zijn tussen natuurbeheerders en landbouwers, zijn ze via het waterbeheer in de polders met elkaar verbonden.
Dat waterbeheer gebeurt door de polderbesturen, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de provincies en de Vlaamse Waterweg. Eeuwenlang hebben zij zich ingespannen om met alle waterbeheerders een systeem te bedenken en uit te werken zodat het overtollige water die gebieden uit kon.
Een sleutelsoort of keystone species is een soort waarvan de invloed op het ecosysteem of de levensgemeenschap groter is dan op basis van zijn voorkomen verwacht zou kunnen worden. Zo speelt die soort een sleutelrol die het hele systeem doet veranderen als de soort wegvalt. Als de mens er niet zou zijn, zou het hele polderlandbouwsysteem met zijn huidige natuurtypes grotendeels verdwijnen.
Voorbeelden van andere potentiële hypersleutelsoorten zijn de geherintroduceerde wolven uit Yellowstone en zelfs de Pre-Colombiaanse bevolking die mee het Amazonewoud heeft vormgegeven door de bodem met koolstof te verrijken (terra preta) en planten die nuttig waren te verspreiden.
Of de inheemse gemeenschappen van de noordelijke vlakten van Amerika die via hun levenswijze dat landschap hebben vormgegeven. We zijn dus wel degelijk deel van de natuur.
Een beetje poldergeschiedenis
Zo ook in de Oost- en West-Vlaamse polders langs de Nederlandse grens. Die gaan ook al eeuwen mee en werden niet alleen geteisterd door de weergoden, maar ook door landsplitsingen. Toen we hier in België de Noordelijke Nederlanden met hun autoritaire koning in 1830 de deur aanzegden, zegde die (na negen jaar dralen om een deel van zijn grondgebied af te geven) onze afwatering van de polders via het huidige Zeeland de deur aan. “Dat die irritante Belgen dan maar natte voeten krijgen”, zal hij gedacht hebben. Want nu konden de Belgische polders hun water niet meer kwijt en werden ze broeihaarden van de malariamug met polderkoorts tot gevolg. En zo zochten onze voorouders een oplossing om het polderwater kwijt te raken via een afwateringskanaal naar de Noordzee in Heist. In 12 jaar tijd werd het 46km lange Leopoldkanaal met de hand (aan de schop) gegraven tussen Heist en Boekhoute (Assenede) om via deze ‘Blinker’ de nood te ledigen. Het oorspronkelijke plan waarbij het kanaal tot aan het kanaal Gent-Terneuzen zou lopen, moest uiteindelijk niet helemaal uitgevoerd worden. Zo gaat dat soms met langlopende infrastructuurprojecten: ze zijn onderhevig aan veranderende omstandigheden. Vraag maar aan Antoni Gaudí of het Antwerpse stadsbestuur. Wat was er dan veranderd? Na enkele jaren graven, was er al wat minder animositeit tussen de Belgen en hun noorderburen en konden we enkele decennia later al iets beter door dezelfde deur. Daardoor kwam het Isabellakanaal tot stand dat aan de oostelijke kant van de polders zorgde voor de afwatering via Nederland.

Kantelstuw in het grensgebied met een Nederlandse én een Vlaamse peilmeter
Het WIJ-Waterproject – aanpassing van het poldersysteem aan de klimaatverandering
Het luikje historiek hierboven schetst hoe we in het verleden met veranderende omstandigheden omgingen en hoe ons landschap en het functioneren ervan het gevolg zijn van keuzes die we als samenleving gemaakt hebben op basis van onze noden op dat moment én tegen de achtergrond van onze kennis van omgeving en klimaat. Het poldersysteem is steeds gericht geweest op afwatering van het overtollige water en het Leopoldkanaal en het Isabellakanaal zijn daarvan het levende bewijs.
De West- en Oost-Vlaamse polders langs de Nederlandse grens zijn afhankelijk van die twee kanalen via pompen of gewoon door gravitaire afwatering (als de eb van de Noordzee het toelaat), sifons onder kanalen, al dan niet regelbare stuwen en vaarten met in- en uitlaten. Het is een complex systeem dat alle water van de verschillende door grachten gescheiden percelen via die grote kanalen naar zee stuurt. Een kluwen dat de complexiteit van ons elektriciteitsnet net niet evenaart maar wel omgekeerd werkt. Zo had dat elektriciteitssysteem voorheen slechts één doel: elektriciteit vanuit grote centrales tot in elke woning brengen. Van centraal naar decentraal. En het poldersysteem gaat dus van decentrale percelen via grachten naar de centrale afwateringskanalen (zie figuren 1 en 2).

Figuur 1: van centraal naar decentraal - het energienetwerk (van het verleden)

Figuur 2: van decentraal naar centraal - het waternetwerk (van het verleden)
Maar wat als het droger wordt en we ondertussen met Willem van het Waterschap in Zeeland zoete broodjes (kroket) zouden kunnen bakken? Om bovenstaande parallel door te trekken: wat als elektriciteit plots via daken met zonnepanelen en allerlei andere kleinschalige “de-centrale-tjes” op het net gezet wordt? Dan moet het systeem veranderen of we krijgen congestie.
The times they are a-changin, of “We leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk”, wist transitie- en duurzaamheidsexpert Jan Rotmans ons, Bob Dylan licht parafraserend, te vertellen.
Zo ook geldt dat voor het poldersysteem. Het moet aangepast worden. Is het nog wel “van deze tijd” om al dat kostbare water zomaar naar zee te sturen? Kunnen we het langer in die uitdrogende percelen houden als het maandenlang niet regent? Kunnen de kanalen daarbij helpen als grote waterreservoirs? Is dat water wel van voldoende kwaliteit? Zoveel vragen, zoveel onzekerheden.

Om bovenstaande vragen te beantwoorden en al een aantal acties op het getouw te zetten, voeren verschillende waterbeheerders samen met onderzoekspartners over de landsgrenzen heen het project WIJ-Water uit. De provincie West-Vlaanderen, De VMM en de Vlaamse Waterweg die de waterwegen beheren, de Oostkustpolder, Middenkustpolder en Polder van Maldegem en het Zeelandse Waterschap Scheldestromen werken samen met Sumaqua, HOGENT, HAEDES en VITO om uit te zoeken hoe we die systeemomslag kunnen maken, samen met alle andere actoren in het landschap.
Een systeemomslag waarbij in het nieuwe systeem de waterlichamen, maar ook de bodem als zoetwaterbatterij worden ingezet bij grote neerslagtekorten om verdroging en verzilting tegen te gaan. Datzelfde systeem moet daarnaast nog altijd snel (of nog sneller dan voorheen) het overtollige water kunnen afvoeren wanneer nodig, want de klimaatverandering brengt ons natuurlijk niet alleen lange droge periodes, maar ook felle lokale regenbuien.
WIJ-Water in het klein, van experimenteren kunnen we leren
Het liefst stellen we niet alleen vragen, maar proberen we ze ook te beantwoorden. Zo wordt er nu al volop geëxperimenteerd want in tijden van onzekerheid is experimenteren een belangrijke strategie.
Op het Leopoldkanaal bijvoorbeeld, ter hoogte van Sint-Laureins, bevindt zich een stuw die dient om water af te voeren vanuit de oostelijke polders richting zee in het westen. Tegelijk voorkomt die stuw dat er zout- of brakwater (van mindere kwaliteit) van het westelijke deel naar het oostelijke deel richting binnenland stroomt. De stuw wordt daarom in normale omstandigheden zo ingesteld dat het water steeds van het oosten naar het westen richting de zee kan stromen maar nooit omgekeerd. In normale omstandigheden (wat we tot voor enkele jaren gewoon waren) loost het kanaal volledig af naar de Noordzee. Bij te veel water door neerslag in het binnenland, en dus te hoge peilen in het oostelijke deel van het Leopoldkanaal, kan niet al het water over deze stuw richting zee stromen. Het teveel aan water kan zo bijkomend via een pompgemaal in Boekhoute worden verpompt naar het Isabellakanaal richting Nederland en verder via de Westerschelde in het noorden.
De laatste jaren, bij de nieuwe normale omstandigheden wordt die stuw bij droogte anders ingezet dan waarvoor ze gemaakt werd. Bij lange droogte beslissen de waterbeheerders samen om het water niet zomaar naar zee te laten stromen en dus minder of niet te lozen in Heist want dan ben je dat water onherroepelijk kwijt. Het water dat vanuit de polders nog aankomt in het westelijke deel van het Leopoldkanaal begint zich over een afstand van 27km op te hopen. De waterpeilen in het westelijke deel stijgen en worden hoger dan het oostelijke deel. Omdat het niet weg kan via Heist, begint het terug naar het oosten te lopen. De stuw in Sint-Laureins heeft als normale functie te lozen van oost naar west, maar moet ook vermijden dat het brakke en zoutere water van het westelijke deel van het Leopoldkanaal naar het oostelijke deel loopt. (zie Figuur 3). Hoe kan deze stuw zijn functie nog vervullen in deze nieuwe normale omstandigheden?

Figuur 3: omgekeerde werking van de stuw in Sint-Laureins
Een eigenschap van zoutwater is namelijk dat dit zwaarder is dan zoetwater. Het zoetwater drijft als het ware op het zoutwater. Daarom wordt geëxperimenteerd om de stuw in tijden van droogte omgekeerd te laten werken en een dun bovenste laagje zoetwater van het westelijke deel van het Leopoldkanaal over de stuw terug richting het binnenland te laten stromen.
Omdat de stuw enkelwerkend is, moet die wel met behulp van een kraan onder het waterniveau geduwd worden. Zo stroomt in tijden van droogte zoetwater over de stuw landinwaarts en houdt zo het water in de Oost- en West-Vlaamse polders op peil. Door het aanhouden van hogere peilen in het Leopoldkanaal en de polders, stroomt er zelfs zoetwater via Boekhoute naar de Nederlandse polders. Zo behouden we dus ook de Nederlanders van te droge voeten. Wat zou koning Willem daarvan gezegd hebben?
Dat soort experimenteren en inventiviteit zijn belangrijk, maar we moeten ook tot structurele oplossingen komen die rekening houden met een onzekere toekomst. Daar wordt in WIJ-Water nog een aantal jaar aan gewerkt, zodat we voor langere tijd voorbereid zijn op de verandering die al bezig is en de verandering die er nog aan komt. Bij de VMM, beheerder van de stuw, wordt alvast gekeken om deze stuw op termijn dubbelwerkend te maken zodat geen kunstgrepen met een kraan uitgevoerd nodig zijn om water maximaal op te houden in de strijd tegen droogte en verzilting.

Manipulatie van de stuw in Sint-Laureins zodat zoetwater van west naar oost kan stromen.
Verandering – lastig, maar de enige constante
We hebben ons landschap zelf vormgegeven en het hele poldersysteem is daar getuige van. Daar schuilt ook het potentieel om dat landschap opnieuw uit te vinden en de systemen te veranderen. We kunnen zo onze rol als hypersleutelsoort opnemen in de aanpak van de klimaatverandering.
Klimaatadaptatie geschoeid op een regeneratieve aanpak vereist dat we ver genoeg in de toekomst kijken, outside the box, wars van taboes, met een focus op het potentieel van het landschap en de actoren in plaats te starten vanuit een probleemaanpak. Een aanpak met oog voor eenieders kijkpunt en met ruimte om onszelf her uit te vinden in tijden van grote verandering. Daar werken we samen aan met WIJ-Water. Want stilstaan betekent …uitdrogen.
♫ - “And you better start swimmin'
Or you'll sink like a stone
For the times they are a-changin’ ” - ♫
(Bob Dylan)
Met dank aan Interreg Vlaanderen-Nederland, Provincie West-Vlaanderen en Departement Omgeving.