Nauwelijks 1 procent van alle afgedragen kledij in Europa wordt hoogwaardig gerecycleerd. De rest wordt grotendeels verbrand samen met het huishoudelijk afval. Verbeter dan die inzameling, sortering en recyclage, lijkt het logische antwoord op de vraag hoe het anders kan. Maar zo simpel is het niet, weten de experts circulaire economie van VITO. ‘Een echte transitie naar een circulaire mode-economie kan er pas komen als de verandering systemisch is en overal in de waardeketens plaatsvindt.’
De milieu- en klimaatimpact van onze textiel- en kledijconsumptie is enorm. Voor de productie en het transport van al het textiel dat in Europa jaarlijks wordt verkocht, zijn er per Europeaan meer dan een ton primaire grondstoffen nodig (zoals materialen voor vezels), liefst honderdduizend liter water en honderden vierkante meters landbouwgrond. Bovendien blijft de meeste van die kleding- en textielstukken maar heel kort in roulatie. Het is een wegwerpeconomie bij uitstek, en in de wereld van vandaag waar verduurzaming en vergroening geen optie is maar een must, kan dat niet langer worden getolereerd.
Maar hoe verander je de textielsector? Hoe transformeer je die van een lineair naar een circulair model? ‘Er zijn al ontelbaar veel initiatieven genomen om zogenaamd duurzaam textiel op de markt te brengen’, zegt Evelien Dils van VITO. ‘Maar eigenlijk hebben die maar heel weinig zoden aan de dijk gezet. Niet zelden ging het gewoon om greenwashing van fast fashion (kledij die maar heel kort wordt gedragen en al snel wordt afgedankt).’ Nog iets wat zulke initiatieven vaak missen, ook al zijn ze soms goedbedoeld, is een brede scope. ‘De textielsector is een immens groot en complex systeem dat ook nog eens heel globaal georganiseerd is. Je moet je dus ook afvragen wat Europa kan doen om ook buiten ons continent veranderingen te realiseren. En dan zijn er nog de vele trade-offs. Neem nu de introductie van nieuwe materialen (zoals appelleer). Dat is niet zomaar per definitie heilzaam. Het hangt er maar vanaf hoe de textielindustrie sommige innovaties oppikt en hoe ze die tot bij de consument brengt.’
Selectieve inzameling komt eraan
Toch moet er dringend iets gebeuren, en dat vindt ook Europa. In 2020 kwam de Europese Commissie met haar Circular Economy Action Plan (als onderdeel van de Green Deal) waarin textiel als een van de belangrijkste productgroepen werd gedefinieerd. Eind maart 2022 lanceerde ze vervolgens een ambitieuze strategie voor de ontwikkeling van een circulaire mode-economie. Een van de belangrijkste elementen in dat plan is dat er binnen afzienbare tijd doelstellingen zullen komen met betrekking tot recyclage en hergebruik van ingezameld textiel. Tegen 2025 zal elke lidstaat namelijk een systeem moeten organiseren voor de selectieve inzameling van afgedankt textiel – net zoals dat bijvoorbeeld in ons land gebeurt voor plasticafval met de vertrouwde PMD-zakken. ‘Dat zal een grote verandering zijn’, zegt Tom Duhoux van VITO. ‘Maar alleen die maatregel is natuurlijk niet zaligmakend. Als die berg textielafval daar straks ligt, moeten we natuurlijk weten wat er precies mee moeten gebeuren. En daar moeten we tegen dan ook technologisch en organisatorisch toe in staat zijn.’
Voor de beide VITO’ers, experts in de circulaire economie, hield de Europese textielstrategie weinig verrassingen in. En dat is niet verwonderlijk want Europa deed al ettelijke keren een beroep op VITO om uit te zoeken hoe de Europese textielindustrie kan evolueren naar meer circulariteit en duurzaamheid. De recentste studie dateert nog maar van februari 2022. In een onderzoeksrapport samengesteld in opdracht van het Europees Milieuagentschap luidde het antwoord dat de textielindustrie moet inzetten op circulair ontwerp met het oog op levensduurverlening, het gebruik van secundaire materialen en een verbetering van de inzameling van afgedankt textiel en van hoogwaardig hergebruik en recyclage.
Op de vraag hoe de textielsector duurzamer kan worden gemaakt, luidt het logische antwoord vaak: recycleren. Maar ook dat alleen is niet zaligmakend, zelfs al zou een doorgedreven recyclage van uiteenlopende textielsoorten- en ontwerpen mogelijk zijn, wat vandaag zeker nog niet zo is. Duhoux: ‘Laagwaardige recyclage (downcyling) is geen optie, want dat rijmt niet met circulair. Naast een reductie van onze consumptie moeten we naar een recyclage 2.0, waarin het recyclageproces wordt afgestemd op de gevraagde kwaliteit van de textielindustrie.’
Zes representatieve kledijtypes
Die afstemming vraagt samenwerking, en dat brengt ons bij het door VITO gecoördineerde SCIRT-project, een Europees initiatief dat in 2021 werd gelanceerd en waarin (ruw samengevat) de transitie naar textiel-naar-textielrecyclage wordt onderzocht. Al is dat dus een veel te enge omschrijving. ‘SCIRT brengt heel veel samen’, zegt Dils. ‘Er is een technologisch luik waarin we inderdaad onderzoek doen naar een verbeterde recyclage, bijvoorbeeld van complexe vezelmengsels. Maar het project focust ook op bijvoorbeeld de sortering van textielafval, waarbij we bestuderen hoe we die beter kunnen laten aansluiten op wat een recyclagefirma nodig heeft.’
En dan zijn er natuurlijk nog de textielbedrijven en de modeontwerpers, want ook daar zullen er wijzigingen nodig zijn. Daarom dat ook vijf internationale kledingmerken die elk andere types kledij verkopen en dit aan een verschillend doelpubliek, bij het project betrokken zijn.
Specifiek gaat het om deze kledij bij deze merken: Decathlon (zwembroek), Petit Bateau (kinderbody), Bel & Bo (casual jurk), HNST (jeans en sweater) en Xandres (formele kledij). In samenwerking met de technische partners en met onderzoeksinstellingen zoals VITO zullen deze merken zes verschillende representatieve kledijtypes ontwikkelen op basis van gerecycleerde textielvezels.
Tot slot wordt ook de consument bij SCIRT betrokken. ‘We zetten ook een zogeheten true cost-model op waarin we alle externaliteiten kwantificeren die nu niet meegenomen worden in de verkoopprijs van kledij (zoals milieukosten of maatschappelijke kosten van plasticafval)’, zegt Duhoux. ‘Zo kunnen we de werkelijke kostprijs van een kledingstuk berekenen.’ Het true cost-model kan als hefboom dienen om het perspectief van de consument bij te sturen, maar ook om beleidsmakers ervan te overtuigen dat bijvoorbeeld fabrikanten die duurzaam werken ondersteuning verdienen in de vorm van een level playing field.
Nog iets dat SCIRT kenmerkt is het systemische aspect. ‘Een echte transitie naar een circulaire mode-economie zal er pas komen als de verandering systemisch is en overal in de waardeketens plaatsvindt’, aldus Duhoux. ‘En dat kan alleen maar als alle betrokken partijen, van inzamelaars over sorteerders en recycleerders tot spinnerijen en ontwerpers, een gezamenlijk belang en doel hebben waarop ze zich kunnen richten.’ Tegelijk is het project, dat loopt tot 2024, ook pragmatisch. Dils: ‘We richten ons niet op het ideale systeem, want dan moet je eigenlijk van een wit blad beginnen en dat is totaal onrealistisch. Wel bekijken we hoe we het huidige systeem met gerichte en weloverwogen innovaties, ingrepen en samenwerkingen in de richting van een circulaire mode-economie kunnen duwen. Zo proberen we de transitie in gang te zetten.’
SCIRT: een ideaal experimenteerplatform
Een van de modebedrijven betrokken in het SCIRT-project is het Belgische Xandres. Het merk zet al een tijdje in op duurzaamheid, en daarbij focust het op zes pijlers: materialen, ontwerp, productieketen, verpakking, logistiek en ook de klant (door deze bijvoorbeeld een herstel -en onderhoudsprogramma aan te reiken). Bovendien zoekt het merk binnen zijn ‘Xandres Lab’ bewust experimenten en innovatie rond circulaire economie op. ‘Voor ons is dit project het ideale experimenteerplatform om te zien of we erin kunnen slagen om een product dat volledig via textiel-naar-textiel werd gerecycleerd op de markt te brengen’, zegt Jasmien Wynants, duurzaamheidscoördinator bij Xandres. ‘We vertrekken van bestaande broeken met een lastige vezelsamenstelling (een mix van wol, polyester en lycra) en bekijken samen met VITO en de andere onderzoeks- en wetenschappelijke partners of we die broeken in een post-consumer-gerecycleerde versie kunnen produceren, aan dezelfde kwaliteit en prijs.’
De oefening is voor Xandres erg interessant op productniveau, ook om te achterhalen in hoeverre deze schaalbaar is en hoe dit rijmt met het businessmodel. ‘Hoe realistisch is een take back-systeem? Welke kosten komen hierbij kijken? Wat is de true cost van een gewone broek versus die van een SCIRT-broek, en wat gebeurt er bijvoorbeeld met de prijs als je ook de sociale en ecologische kost mee in rekening brengt, en wie betaalt daarvoor? Dat soort vragen willen we binnen dit project trachten te beantwoorden.’
Je kan dit artikel ook beluisteren op Spotify.