EPOC 2030-2050, gecoördineerd door EnergyVille/VITO, verenigt voor de eerste keer in de geschiedenis 14 Belgische onderzoeksinstituten die gezamenlijk energiemodellen zullen ontwikkelen om de Belgische energietoekomst te bestuderen.

Fragmentering en versnippering

Vandaag gebeurt het nog te vaak dat beleidsmakers een studie over een bepaald energiethema bestellen bij één academische vakgroep, en een onderzoek over een ander thema bij een ander wetenschappelijk instituut. En ook al zijn beide studies op stevige wetenschappelijke leest geschoeid, toch is de kans groot dat ze uitgaan van verschillende energiemodellen – met mogelijks zelfs verschillende (maar daarom niet foutieve) assumpties en invoerdata. “Deze fragmentering en versnippering zie je bijvoorbeeld ook terug in de verslaggeving over alles wat met energie te maken heeft”, zegt Vingerhoets. “Nieuwsartikels krijgen zo al gauw een verschillende lading, gewoon omdat de vermelde resultaten op verschillende data of modellen steunen.” Uiteindelijk moet EPOC 2030-2050 uitlopen op de creatie van een heus ‘expertise- en datacentrum’ (virtueel wellicht) waar beleidsmakers kunnen aankloppen als ze vragen hebben omtrent het Belgische energiesysteem. Vingerhoets: “We willen de relevante facts & figures en modellen rondom energie verzamelen en samenbrengen, en deze vervolgens bundelen met de aanwezige wetenschappelijke expertise in ons land.”

Het nut van modellen

Behalve het Belgisch karakter is het project ook uniek omdat dit het volledige Belgische energiesysteem behelst, en dus niet alleen de stroomvoorziening. “In de media wordt er al jaren fel gediscussieerd over het al dan niet openhouden van een of meerdere kernreactoren”, zegt de projectcoördinator van VITO/ EnergyVille. “Dat is een belangrijke vraag, maar de uitdagingen voor een duurzame en kosteneffectieve energietoekomst gaan veel verder. Zo bestaat meer dan de helft van de energievraag uit warmte, en wordt meer dan 80 procent van onze warmtevraag nog steeds ingevuld door fossiele brandstoffen. Ook het wegtransport is grotendeels afhankelijk van benzine of diesel, wat goed is voor een derde van de energiegerelateerde uitstoot.” Precies door die complexiteit van de uitdagingen is er nood aan energiemodellen die àlle aspecten van het energiesysteem in rekening nemen. “Met energiemodellen berekenen we wat de meest kosteneffectieve manier is om broeikasgassen te reduceren, de betrouwbaarheid van de energievoorziening te garanderen en tegelijkertijd de rekening voor de consument onder controle te houden”, aldus Vingerhoets.