Professor Karl Vrancken, onderzoeksleider bij VITO, is al heel lang geen onbekende meer. Tot nog toe profileerde hij zich bij VITO en UAntwerpen als een internationaal hoog gewaardeerd expert in de circulaire economie. In 2021 werd hij door de Vlaamse regering gevraagd om als opdrachthouder de coördinatie van de aanpak van de PFAS-problematiek in Vlaanderen op zich te nemen. Voor velen was dat een verrassing, voor collega Karl Vrancken vooral een uitdagende opportuniteit.
Kwam die vraag als een verrassing en heb je er lang over moeten nadenken?
Toen de PFAS-vervuiling aan het licht kwam en de overheid begreep dat het veel verder ging dan een eenmalig incident, werd door de beleidsmakers aan een aantal mensen gevraagd of zij geen kandidaat kenden om op te treden als coördinator. Mijn naam kwam toen blijkbaar snel uit de bus omdat ik toch wel ervaring heb in beleidsadvies, onder meer rond afvalbeleid en via het BBT-kenniscentrum, waarbij de link tussen industrie, wetenschap en overheid moet gelegd worden. Ik ben als coördinator betrokken geweest bij zo’n 35 BBT-studies, maar ook als auteur bij een aantal Europese BREF-documenten.
Maar zonder ervaring met PFAS...
Dat was precies wat men zocht: iemand die niet thuis was in de PFAS-problematiek, zodat die onbevangen zijn opdracht met alle belanghebbenden – bewoners, industrie, overheid… - kon vervullen. Ik ben doctor in de chemie, dus ik ging niet onbeslagen op het ijs, en ik ben lid van het wetenschappelijk comité van het Europees Milieuagentschap. Vanuit circulaire economie en afvalverwerking moet je ook vertrouwd zijn met alles wat te maken heeft met toxicologie, technologie en industrieel beleid.
Heb je veel tijd nodig gehad om te beslissen?
Die tijd had ik gewoon niet. Ik kreeg een telefoontje van het kabinet-Demir en diezelfde avond verwachtte de minister nog een antwoord. Ik voelde me meteen uitgedaagd en ik wist dat ik dit wel wilde doen. Maar ik besefte ook meteen dat dit gevolgen zou hebben voor mijn werk bij VITO en dat ik tijdelijk de VITO-connectie moest doorknippen. Dus heb ik meteen mijn unitmanager hierover gebeld. Wij hebben een uitstekende verstandhouding en hij verzekerde mij dat hij een oplossing zou vinden voor de lopende projecten. Ik stuurde ook een bericht naar de CEO van VITO. Zijn antwoord was kort en duidelijk: ‘Prima! Doen!’. Een paar uur later was ik alles aan het opzoeken wat over PFAS bekend was. Ik had precies 24 uur om mij voor te bereiden voor ik op de ministerraad werd verwacht.
Wat zijn de eigenschappen die een goede opdrachthouder moet hebben?
Je moet mensen kunnen samenbrengen, onbevangen kunnen luisteren naar alle partijen, openstaan voor het standpunt van iedereen en alles willen begrijpen en heel veel krediet kunnen geven. Je moet bovendien snel dingen leren, verbanden leggen en begrijpen. En je moet bereid zijn om van niets te beginnen. Dat is voor mij het plezantste, ik ben graag pionier. Maar ook de complexiteit van dit gegeven en de drang om dit te ontrafelen is groot. Bovendien ligt deze opdracht helemaal in de lijn van wat ik al 25 jaar ook bij VITO doe: het beleid op een wetenschappelijke manier onderbouwen, een science policy interface vormen. Dat is de taak en meerwaarde van een kennisorganisatie zoals VITO. Wij moeten wegen op het maatschappelijk debat. Dat vraagt samenwerking, uitwisseling, co-creatie en een gezamenlijke opbouw van kennis zodat besluitvorming gefundeerd is.
Is het gelopen zoals je dat verwacht had?
Ik had nooit gedacht dat deze vervuiling zo wijdverspreid zou zijn, over heel Vlaanderen. We zijn gestart in Zwijndrecht en enkele maanden later zat ik op bewonersvergaderingen in heel Vlaanderen. Dit is geen geïsoleerd incident. Ik ben geschrokken van hoe de media en de politiek dagelijks met elkaar omgaan en hoe we in ons wetenschapsdenken soms ver van de realiteit staan. Ik kan niet zeggen dat het probleem overroepen is, maar er wordt nu wel met een vergrootglas naar PFAS gekeken. De hele PFAS-zaak is een gevolg van keuzes die we als maatschappij hebben gemaakt. Denken dat je zomaar industrie in een leefomgeving kunt implementeren is fout. We krijgen te maken met nieuwe polluenten waarvan we de schadelijkheid (nu nog) niet kunnen inschatten. Dit is waar wij, vanuit VITO, al vele jaren voor pleiten: er moet een omslag komen in onze wijze van produceren en consumeren. Een bioboer naast een industrieterrein?
Zal dat ooit kunnen?
We zullen keuzes moeten maken. En we moeten streven naar een balans. Daarbij zullen we beslissingen moeten nemen die een effect hebben op ons dagelijks leven, de dingen die we kopen en gebruiken. We zitten echt op de limiet van wat onze planeet aankan en dat gaat niet over het verre Amazonewoud, maar dichtbij en dus ook over Zwijndrecht, het havengebied, enzovoort.
Jouw mandaat loopt nog tot december 2022. Zal jouw taak dan rond zijn?
Er is het voorbije jaar door veel mensen, ook binnen VITO, heel veel werk verzet rond PFAS. We hebben veel nieuwe kennis opgebouwd, maar er lopen ook nog verschillende onderzoeken. Al die nieuwe inzichten moeten uitmonden in een vernieuwd Vlaamse PFAS-actieplan met een aangepaste overlegstructuur voor het beleid rond chemische stoffen. Voor de omgeving rond 3M moet er een concrete saneringsaanpak komen, in overleg met alle partijen. En we hebben verduidelijkte procedures nodig voor grondverzet op grote werven. De regering vroeg me om daar nog aan te werken, tot december 2022.
Neem je, van jouw ervaring met PFAS, iets mee naar VITO?
Veel. En vooral hoe belangrijk het transitieplatform van VITO is. Daar wil ik echt nog meer mee doen. Duurzaamheid en het klimaatprobleem moeten we pluridisciplinair oplossen, het is onmogelijk voor één persoon om het overzicht te behouden. Op de kruising tussen wetenschap en beleid heb je een structuur nodig. Een organisatie met experten die voor verbinding kunnen zorgen. Zowel wetenschappers als politici hebben ook skills en dus training nodig om dit op een goede manier te verwezenlijken. Daar gaan we voor.