De belangrijkste output van het project is een geïntegreerde benadering voor het ondersteunen van burgerherstel: een digitale infrastructuur die ondersteuning biedt voor zelfherstel, samen herstellen (in repaircafés of repaircentres) en herstellen met professionele ondersteuning. Om deze infrastructuur ook na het aflopen van het project te blijven gebruiken zullen bedrijfs- en beleidsmodellen worden ontwikkeld met het oog op het opzetten van een permanent Europees Open Repair Data Platform.

Het doel is om AEEA te verminderen met 6,27 T per jaar in repaircafés en met 110 T per jaar in de pilootsteden.

Interreg webpagina over het project

Yoko Dams

+32 14 33 58 65
Contact

Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) is een van de snelst groeiende afvalstromen in de EU (met 3-5% per jaar). Het verbruik van elektrische en elektronische apparatuur (EEA), en dus de productie van AEEA, is zeer hoog in de hele NWE-regio (Eurostat 2016, EEE put on market). Tegelijkertijd is NWE de bakermat van een groeiende burgerherstelbeweging (10.000 + vrijwilligers), die deze groeiende afvalberg tracht terug te dringen. Hun impact blijft echter klein. Hoewel meer en meer consumenten aangeven bereid te zijn tot herstel blijft de kloof tussen intentie en gedrag groot, omwille van een gebrek aan gebruiksvriendelijke en toegankelijke reparatieoplossingen.

Het project richt zich op het verminderen van AEEA van consumentenproducten door initiatieven voor burgerherstel op te schalen via het gebruik van digitale hulpmiddelen: hulpmiddelen die burgerherstel stimuleren en faciliteren door hersteloplossingen enerzijds te verzamelen en anderzijds te ontsluiten naar burgers (Smart & Circular Cities). De tools zijn zowel gericht op leken als op meer bedreven herstellers in repaircafés. Ze zullen ook bestaande professionele hersteldiensten in kaart brengen en burgers ernaartoe leiden, alsook een open-source database van 3D-printing designs samenstellen voor het printen van vervangonderdelen voor herstel.

Project focus

Het project ambieert langere levensduren van elektrische en elektronische goederen of apparaten (EEA) door reparatie ervan te stimuleren. Het project heeft tot doel de hoeveelheid afval van EEA (WEEE) in NWE te verminderen doordat consumenten meer en meer zullen kiezen voor reparatie van deze producten en de producten op zich ook makkelijker te repareren zijn. Binnen EEA richt het project zich op de volgende productcategorieën (zoals gedefinieerd in bijlage I van Richtlijn 2012/0019/EU): grote huishoudelijke apparaten, kleine huishoudelijke apparaten, IT- en telecommunicatieapparatuur, consumentenapparatuur, verlichtingsapparatuur en elektrisch en elektronisch gereedschap.

Het project onderscheidt zich van de bestaande praktijken door te focussen op een onderbenutte hefboom om afval te verminderen: burgers in staat stellen om kapotte producten te repareren. Het is erop gericht ervaringen van burgers, zowel de consumenten thuis als de meer ervaren reparateurs in reparatiecafés, te benutten om reparatieoplossingen te verzamelen en deze breder beschikbaar te maken, zodat meer burgers in staat zijn om zelf, samen (in reparatiecentra) of met de hulp van professionele reparatiediensten, aan reparatie te doen. Momenteel is de reparatie-informatie versnipperd. De informatie wordt niet op gestructureerde wijze verzameld of gepresenteerd. Het project wil hier verandering in brengen door digitale hulpmiddelen te ontwikkelen die de beste praktijken vastleggen en verspreiden. Deze zullen op een gebruikersvriendelijke manier worden gestructureerd, waarbij de gebruikers langs de 'beslisboom' naar reparatie worden geleid (d.w.z. het diagnosticeren van het probleem; het instrueren van gebruikers over hoe het probleem te verhelpen; als ze het zelf niet kunnen verhelpen, het begeleiden van gebruikers naar professionele diensten; het vertellen van gebruikers welke wisselstukken nodig zijn en waar ze deze kunnen vinden; etc.).

De belangrijkste output van het project is een geïntegreerde aanpak voor het opschalen van de burgerreparatie. De aanpak berust op de ontwikkeling van een digitale infrastructuur die bestaat uit vijf onderling verbonden digitale hulpmiddelen:

  1. een hulpmiddel voor reparateurs in repair cafés en reparatiecentra;
  2. een hulpmiddel voor consumenten in huishoudens;
  3. een hulpmiddel voor het in kaart brengen van reparatiefaciliteiten en reparatiediensten in de deelnemende regio's en steden, met bijzondere aandacht voor lokale commerciële bedrijven met hoogwaardige diensten;
  4. een hulpmiddel voor het verzamelen en delen van open-sourceontwerpen voor het in 3D printen van reserveonderdelen;
  5. een geïntegreerde dataruimte waarin alle gegevens worden verzameld die met bovengenoemde hulpmiddelen zijn vastgelegd en waarin gebruik wordt gemaakt van "big data"-analyses om op maat gemaakte rapporten op te stellen waarin bijvoorbeeld wordt aangegeven hoe de effectiviteit van de hulpmiddelen kan worden verbeterd op basis van het gedrag van de gebruikers of hoe het beleid en de bedrijfsvoering kunnen worden afgestemd op reparatie.

Na afronding van het project zal dit de eerste digitaal geïntegreerde aanpak zijn van repair in Europa, gestructureerd rond een gemeenschappelijk open repair-dataplatform.

Om dit te bereiken zijn meerdere pilots en investeringen gepland. De ondersteunende tool voor reparateurs zal samen met ten minste 100 repair cafés worden ontwikkeld, die ten minste 10.000 afbeeldingen van kapotte en gerepareerde artikelen zullen catalogiseren. De begeleidingstool voor consumenten zal worden ontwikkeld samen met ongeveer 1000 burgers, die deelnemen aan een grootschalig, transnationaal socio-wetenschappelijk project dat gericht is op het monitoren van hun probleemoplossend gedrag en het opsporen van barrières voor reparatie. Ten minste 100 ontwerpers uit alle deelnemende landen zullen helpen bij de ontwikkeling van het instrument voor 3D printing designs. Om de digitale infrastructuur ook na afloop van het project in stand te houden, zullen de partners streven naar de ontwikkeling van een levensvatbaar bedrijfsmodel, met name door de ontwikkeling van aanvullende fysieke infrastructuur (Urban Resource Centres - URC) in de partnersteden. Deze en andere proefprojecten zullen onder andere investeringen in personeel, softwareontwikkeling en apparatuur met zich meebrengen.

VITO's rol

VITO neemt samen met KUL de taak rond impactmeting voor haar rekening. Twee belangrijke activiteiten worden naar voren geschoven:

  1. Het verbeteren van de impactmeting van de “hersteleconomie”, zowel vanuit een burgerperspectief (totale maatschappelijke kosten en baten) als vanuit een stadsperspectief (impact op de afvalstromen) ten opzichte van de baseline die bij de start van het project zal worden vastgesteld.
  2. De meting van de milieu-impact van “repair” zal worden verbeterd door het ontwikkelen van nieuwe meetmethoden. De ontwikkelde “set van meetinstrumenten” zullen als leidraad dienen voor het sturen van besluitvormingsprocessen.

Project partners