Een primeur voor VITO/EnergyVille: voor het eerst voert het een project rond circulair bouwen uit buiten Europa. Dat gebeurt niet toevallig in Rwanda, dat al jaren sterk geïnteresseerd is in circulaire economie. In een project gefinancierd door Enabel, het Belgische federale ontwikkelingsagentschap, maken tien lokale producenten van bouwmaterialen – ‘Made in Rwanda’ – al doende kennis met circulariteit.
Landen die pas later technologische ontwikkelingen adopteren, hebben het voordeel dat ze kunnen ‘leapfroggen’: in plaats van dezelfde leercurve zoals andere landen door te maken, kunnen ze meteen de laatste innovaties toepassen. Zo sloegen ontwikkelingslanden bijvoorbeeld de massale aanleg van telefoonkabels over en gingen ze meteen voor mobiele communicatie. Het Centraal-Afrikaanse land Rwanda wil nu iets vergelijkbaars doen met zijn bouwsector en -economie. Terwijl die nog in volle ontwikkeling zijn – er is geen lange materiaal- en energie-intensieve bouwgeschiedenis zoals bij ons – wil de Rwandese overheid ze liever vroeg dan laat enten op circulaire principes. Dat het Rwanda menens is met circulariteit blijkt uit een nationaal vijfjarenplan dat het land in 2022 startte om zijn bouwsector te versterken. Daarin krijgt circulair bouwen veel aandacht.
Vraag vanuit Rwanda
Momenteel loopt er in Rwanda een pilootproject van VITO/EnergyVille rond circulariteit in de bouwsector. Het begon in de zomer van 2022 en maakt deel uit van een ruimer initiatief van het Belgische ontwikkelingsagentschap Enabel. Doordat Enabel al langer met VITO samenwerkt, en VITO/EnergyVille veel ervaring heeft in projecten rond circulaire economie en specifiek rond circulair bouwen, lag een samenwerking voor de hand. Voor de uitvoering van het pilootproject nam VITO/EnergyVille ook de NGO Ondernemers voor Ondernemers (OVO) mee onder de arm, zij werken rond duurzaam ondernemerschap in Afrika. ‘Maar de vraag voor dit circulaire-economieproject kwam voor alle duidelijkheid van Rwanda zelf’, verzekert Michiel Ritzen van VITO/EnergyVille. ‘Dat is trouwens geen verrassing: we merken al jaren een sterke interesse in circulariteit vanuit de Rwandese overheid.’ Voor VITO/EnergyVille is het meteen het eerste project in dit domein buiten Europa. ‘Je kan dit ons eerste échte internationale project rond circulariteit binnen de bouwsector noemen.’
De bouwsector is natuurlijk heel breed, dus waarop focus je bij een pilootproject waarbij de tijd en de middelen beperkt zijn? ‘In samenspraak met de stakeholders uit Rwanda (waaronder de Ministeries van Economie en van Leefmilieu en het National Industrial Research and Development Agency) viel de keuze op de producenten van bouwmaterialen, bij de bron dus’, zegt Carolin Spirinckx van VITO/EnergyVille. ‘We bekijken hoe circulariteit in de volledige waardeketen van hun producten geïntegreerd kan worden.’ Een manier om dat te doen is door richtlijnen op te stellen om circulariteit te bevorderen. Blijken die effectief in het pilootproject, dan kunnen ze worden opgenomen in aanbevelingen voor nieuw beleid rond de integratie van circulariteit in de bouwsector in Rwanda.
Om tot de ontwikkeling van effectieve richtlijnen te komen wordt in het pilootproject ook de situatie ‘op het terrein’ geanalyseerd. Daarbij wordt bijvoorbeeld het huidige beleid geëvalueerd en worden de betrokken actoren in een circulaire Rwandese bouweconomie in kaart gebracht, alsook de bouwmaterialen en -producten die erin worden gebruikt.
Maar het belangrijkste onderdeel van het project is een incubatie- en coachingstraject waaraan tien private bedrijven deelnemen. Het zijn allemaal lokale producenten van bouwmaterialen, met het label ‘Made in Rwanda’. Tijdens het traject passen de firma’s de circulariteitsaanbevelingen toe op hun bedrijfsvoering. Daarna wordt gekeken hoe die verschilt met het business-as-usual-scenario. Dat gebeurt via commerciële scans, circulariteitsscans en levenscyclusanalyses. Spirinckx: ‘De tien deelnemende bedrijven worden dus nauwgezet opgevolgd, en na het traject krijgen ze elk een individueel eindrapport en een actieplan voor de nabije toekomst. Zo kunnen ze de omslag naar circulair ondernemen verder maken.’ Aan geïnteresseerde bedrijven was er geen gebrek. De projectleiders moesten uit liefst 75 firma’s kiezen die allemaal voldeden aan de deelnamecriteria. Het coachingstraject begon in maart 2023 en loopt nog tot in het najaar met een pitchsessie voor de bedrijven voor mogelijke investeringen. In december 2023 eindigt het pilootproject.
Meer toekomstgericht ontwerpen
De betrokken VITO/EnergyVille-experts reisden al enkele keren naar Kigali; in september 2022 voor de kick-off van het pilootproject, in december 2022 om de eerste bijeenkomst met de geselecteerde bedrijven bij te wonen en een sessie voor te zitten op het World Circular Economy Forum, en nog eens in maart 2023 voor bedrijfsbezoeken en drie dagen van boostcamps met de bedrijven. Tijdens deze samenkomsten moest er voortdurend simultaan worden vertaald, van het Engels naar het Kinyarwanda, de officiële taal van Rwanda, en omgekeerd. ‘Veel Rwandezen spreken enkel Kinyarwanda, dat was dus wel even behelpen’, vertelt Ritzen. ‘Maar mede dankzij een bevlogen tolk en de vrijwillige inzet van studenten van de universiteit van Kigali is dat allemaal vlot gegaan.’
Hoe zullen de bouwfirma’s hun deelname aan het pilootproject ervaren? ‘Tot nog toe dachten zij zuiver commercieel’, vervolgt Spirinckx. ‘Circulariteit is grotendeels nieuw voor hen. In het traject wordt vertrokken van de situatie zoals ze is, waarna een potentiële evolutie naar circulariteit wordt uitgestippeld. De geselecteerde bedrijven worden gecoacht om circulaire benaderingen te integreren in hun activiteiten. Circulaire businessplannen kunnen daarbij helpen. Bij de opmaak van de circulaire businessplannen en hoe ze kunnen worden geëvalueerd, kunnen wij vanuit VITO/EnergyVille dan weer ons steentje bijdragen.’
Een van de deelnemende firma’s is RCGF Rwanda Ltd, gevestigd in Kigali. Het bedrijf maakt prefab-tuinmeubilair, waarbij het voor het grootste deel een beroep doet op lokaal ontgonnen natuursteen. ‘We wilden heel graag deelnemen aan dit circulaire-economieproject’, zegt managing director Eric Nshimiyimana. ‘Hierdoor zullen we ons netwerk verder kunnen uitbreiden en kunnen we ook meer toegang krijgen tot financiering. Dit zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van onze producten en van onze productiecapaciteit.’
Circulair ondernemen vergt een blik die de hele waardeketen bestrijkt, ook met het oog op de eindelevenscyclus van materialen en producten. Spirinckx: ‘Op dit vlak is er ook in Rwanda nog een mentaliteitsverandering nodig. Er wordt niet echt op de lange termijn gedacht: gebouwen worden na tien of twintig jaar alweer gesloopt, zonder dat er bij het eerste ontwerp rekening is gehouden met het “levenseinde” van het gebouw. Meer toekomstgerichtheid bij het ontwerpen en bouwen is zeker iets dat we willen overdragen.’
Volgens Ritzen is die mentaliteit mede het gevolg van een meer westerse inrichting van de bouwsector die de laatste decennia voet aan de grond heeft gekregen in Rwanda. ‘De import van bouwmaterialen zoals cement en betonsteen is sterk gestegen, terwijl daarvoor eigenlijk ook lokale alternatieven beschikbaar zijn, wat de Rwandese economie ten goede zou komen en ook het milieu en het klimaat. Ook dat is circulariteit. De Rwandese overheid beseft dit. Al moet ze zich tegelijk ook wel behoeden voor eventuele negatieve gevolgen van een te grote zelfvoorziening in bouwmaterialen, zoals ontbossing.’
Potentieel in andere landen
Voor projectfinancier Enabel draait het project om veel meer dan circulariteit alleen. ‘We willen hiermee bijdragen aan de verstedelijkingsambities van Rwanda en aan de creatie van jobs in een groene en circulaire economie’, zegt Dirk Deprez van Enabel. ‘Circulaire principes toepassen op gebouwen betekent dat je kijkt naar de volledige levenscyclus van een gebouw, inclusief het ontwerp, constructie en deconstructie en de gebruikte materialen. Maar ook dat je het gebouw beschouwt als een onderdeel van een grotere fysieke en politieke ruimte. Zo’n visie brengt kansen met zich mee voor zowel economische ontwikkeling als voor jobcreatie, terwijl innovatie wordt geïntroduceerd.’
Als Rwanda wil leapfroggen naar een meer circulaire bouwsector, kan de herwaardering van lokale grondstoffen en materialen daar zeker aan bijdragen. Het land heeft bijvoorbeeld ‘single use plastics’, zoals plastic zakken, verboden. Liever gebruiken de Rwandezen plantaardige materialen zoals bananenbladeren en papier als verpakking. ‘Voor de uitbouw van een circulaire bouweconomie zal dus ook een eindelevenscyclussector moeten worden opgetuigd, met bijvoorbeeld sloopbedrijven die hergebruik van grondstoffen en materialen mogelijk maken. Op dit vlak is er dus nog veel werk voor de boeg’, aldus Ritzen.
Spirinckx, tot slot: ‘Dit pilootproject, dat we uitvoeren samen met Ondernemers voor Ondernemers in opdracht van Enabel, is een mooi voorbeeld van hoe we onze visie en missie op het vlak van circulariteit en duurzaamheid kunnen omzetten in de praktijk, en hierdoor duurzaam ondernemerschap binnen de bouwsector in Rwanda kunnen versterken. Daarenboven biedt deze aanpak ook potentieel om toe te passen in andere (Afrikaanse) landen.’